Home HET HOF VAN WILLEM VAN ORANJE

HET HOF VAN WILLEM VAN ORANJE

  • Gepubliceerd op: 11 oktober 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Caroline Hanken

400 p. Wereldbibliotheek, euro 29,90


Nederland kan in zijn historie niet bogen op een imposante hofcultuur zoals veel andere landen in Europa. Maar al is de Hollandse hofcultuur dan nog zo karig geweest, hij blijkt toch nog wel de moeite waard om er onderzoek naar te doen. Zo is er onlangs een bewerkt proefschrift verschenen van de historica Marie-Ange Delen over het hof van Willem van Oranje, waarvoor veel archiefwerk is verricht en waaruit aardige details zijn voortgekomen.
        Van de details moet dit boek het dan ook hebben, want het is niet meer of minder dan een beschrijving van het dagelijks leven aan het hof van de zestiende-eeuwse stadhouder. Er is geen grote lijn of vraagstelling in het betoog verwerkt. De auteur raadt de lezer in haar voorwoord aan om gewoon maar te beginnen bij een hoofdstuk naar eigen keus, bijvoorbeeld `De hovelingen van Willem van Oranje’, `Wellevendheid’, `Tafeletiquette’, `Het spelende hof’, `Geschenken’ of `Ceremonieel van openbaar gezag’.
        Deze benadering leidt tot een prettige, ongecompliceerde behandeling van het onderwerp en is daardoor vrij van allerlei vaak onhaalbare wetenschappelijke pretenties. Maar had Delen dit uitgangspunt werkelijk consequent vastgehouden, dan had ze zich ook niet aan een conclusie gewaagd. Het laatste hoofdstuk lijkt nu te zijn geschreven als een verplicht onderdeel voor haar promotie; het lukt niet om de afzonderlijke hoofdstukken in een grotere samenhang bijeen te brengen. In de slotalinea – toch meestal bedoeld als de uitsmijter na ruim 270 pagina’s – valt te lezen `dat van Willem van Oranje het beeld oprijst van een in essentie conservatieve man, zeer gehecht aan tradities’. De schrijfster baseert dit idee op haar eerdere bevindingen, namelijk dat er na de Opstand betrekkelijk weinig was veranderd in het dagelijks hofleven.

Voortvluchtig
Zo’n conclusie wekt vooral verbazing omdat in het onderzoek zelf geregeld naar voren komt hoe machteloos deze `machthebber’ in feite was als het ging om de inrichting en organisatie van zijn eigen hof. Een hofhouding in de zestiende en zeventiende eeuw was geen luxe, maar een noodzaak. Een vorst had verschillende redenen om de hogere edelen aan zijn hof te willen binden. Onder zijn toezicht konden ze bijvoorbeeld moeilijker een machtsgreep tegen hem beramen.
        Maar om een verblijf aan zijn hof aantrekkelijk te maken, moest hij ze wel een en ander kunnen bieden, waaronder een behoorlijke toelage, goed eten, vermaak en aangenaam gezelschap. De vorst moest rekening houden met de dikwijls op tradities gebaseerde verwachtingen van zijn hovelingen. Daardoor was er er nauwelijks ruimte voor vernieuwingen of voor persoonlijke voorkeuren. Ook het ontbreken van voldoende geld was over het algemeen een grote beperkende factor.
        In de tijd van Willem van Oranje waren de hoven overal in Europa nog vooral rondreizende legerkampen. Hier en daar waren er kastelen, waar men zich gedurende enige tijd kon ophouden, maar als het voedsel in de omgeving was opgeraakt of als er ergens weer een grens verdedigd moest worden, trok de koning met zijn gevolg weer verder door het land. Willem van Oranje had in Breda, Brussel en Antwerpen kastelen, die hij geregeld aandeed. Van het verblijf in deze drie plaatsen heeft Delen lijsten van inkomsten en uitgaven, protocollen en vriendenboeken bestudeerd, aan de hand waarvan ze een beeld schetst van het dagelijks leven van Willem en zijn hovelingen.         Willem van Oranje stelde in vergelijking met andere Europese vorsten niet veel voor. Hij was in feite slechts stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, en een ondergeschikte van de koning van Spanje. Tijdens de Opstand was hij veeleer een voortvluchtige dan een monarch die rustig kon werken aan de opbouw van zijn hof en zijn koninkrijk. Zoals iedere vorst, klein of groot, had Willem veel schulden en kostte het hem grote moeite zijn uitgaven te beperken. Hij gaf daarom in 1553 opdracht aan zijn raad om zijn uitgaven te vergelijken met die aan de hoven van Hendrik III van Nassau en Rene van Chalon.
        Vooral de kosten voor voedsel bleken volgens Delen erg hoog te zijn. Er werden dagelijks ongeveer 160 personen voorzien van eten en drinken. Aan het hof van Willem leefden ongeveer tachtig gentilshommes in een officieel dienstverband, die zelf ook weer eigen personeel meenamen. En dan waren er nog allerlei lagere functionarissen als pages, keukenjongens, voerlieden en hellebaardiers, die allemaal driemaal daags recht hadden op een behoorlijke maaltijd.

Twee liter wijn
Om de kosten te beperken werd in de eerste plaats voorgesteld om een strengere controle uit te oefenen op inkoop en consumptie. Dagelijks moesten in de keuken en de stallen overzichten van voorraden en verbruik worden gemaakt en ingeleverd bij de hofmeester. Aan het eind van elke week controleerde de dispensier al deze lijsten nog eens in het bijzijn van de hofmeester en de hoofden van de keukens en de stallen. Aan het eind van de maand werden alle dagstaten voor de derde maal door de hofmeester nagekeken, opgeteld en geverifieerd. Ook van dagelijkse gebruiksvoorwerpen als linnengoed, zilveren en tinnen vaatwerk en keukenservies liet de hofmeester maandelijks een overzicht opmaken. Of dit bureaucratische antwoord op de grote financiële problemen van Willem van Oranje uiteindelijk een oplossing bood, vertelt het verhaal niet.
        Voorzover deze lijsten en overzichten bewaard zijn gebleven, bieden ze wel een goed beeld van de maaltijden die een edelman aan het hof van Oranje kreeg voorgezet. De keuken moest grote hoeveelheden eten per dag verwerken. Op een gemiddelde vleesdag gingen er tweeëneenhalf schaap, een kalf, een speenvarken en ruim tien kilo rundvlees doorheen. Per maand verbruikte men vijf- tot zesduizend eieren. Gevogelte bestond, naast grote hoeveelheden kippen, uit duiven, kwartels, houtsnippen, korhanen en reigers. Men kreeg op vrijdag ook wel eens kikkers voorgezet, omdat er volgens de kerkelijke regels op die dag geen vlees gegeten mocht worden. Kikker en zeehond werden toen beschouwd als vis. Bij al dit eten werd ook stevig gedronken. Delen berekent dat de edelen ruim twee liter onverdunde wijn per persoon per dag hebben gekregen.
        Het eten was over het algemeen rijk aan dierlijke vetten en werd aangevuld met brood, pasteien, groente en fruit. In vergelijking met hedendaagse normen zouden de hovelingen in sommige periodes wel tweemaal zoveel calorieën binnenkrijgen als men tegenwoordig nodig acht voor de energiebehoefte van een volwassen man met matig inspannende activiteiten. Was men toen ook dikker? Uit de paar afbeeldingen in het boek valt dat niet op te maken. Delen gaat hier ook niet op in, maar in de andere hoofdstukken kan men wel veel lezen over het toch vrij inspannende leven van een hoveling aan het zestiende-eeuwse hof van Oranje, dat was gevuld met veldtochten, jachtpartijen en toernooien.

Caroline Hanken is auteur van `Gekust door de koning. Koninklijke maîtresses aan het Franse hof in de zeventiende en achttiende eeuw’ (1996).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.