Home ‘Eerst kwam de intolerantie en toen pas de islam’

‘Eerst kwam de intolerantie en toen pas de islam’

  • Gepubliceerd op: 25 januari 2010
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel
  • 3 minuten leestijd
‘Eerst kwam de intolerantie en toen pas de islam’

Toen James Kennedy (Orange City, Iowa, 1963) in 2003 naar Nederland verhuisde om hoogleraar te worden aan de Vrije Universiteit, viel hij met de neus in de boter. Acht jaar eerder had hij naam gemaakt met een studie over de ingrijpende transformatie van de jaren zestig, en nu maakte hij ter plaatse een volgende ‘radicale bekering’ – zijn term – mee. Op vier na zijn alle vierentwintig stukken die hij in Bezielende verbanden bundelde in Nederland ontstaan. Bezielende verbanden kun je daarom het best lezen als een tastend commentaar op het afgelopen decennium.

Kennedy is een hoffelijk criticus, die zijn publiek nooit provoceert, maar ondertussen rake opmerkingen maakt. ‘Eerst kwam de intolerantie en toen pas de islam’ is zo’n observatie, die hij oppert in een verhandeling over toenemende onverdraagzaamheid. In de nieuwe openbare cultuur waren ‘publieke beledigingen een rechtmatige uiting van de eigen vrijheid’ geworden, is zijn verklaring. Daar heeft hij volkomen gelijk in, maar daar begint ook het punt waarop zijn betogen tegenspraak oproepen.

Kennedy heeft de neiging om de huidige crisis vooral te beschouwen als een reactie. Naast het progressieve Nederland dat zich in de jaren zestig manifesteerde, is er ook altijd een conservatieve onderstroom gebleven, betoogt hij. Naar mijn idee kun je de huidige verwarring beter verklaren als een direct uitvloeisel van de breuk met het verleden die in de sixties werd voltrokken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat mensen in de islam stoort is niet het vreemde, maar juist de herinnering aan de traditionele waarden waarmee ze net hardhandig afgerekend hadden. Het is juist de teloorgang van een wijs, gematigd, meebuigend conservatisme dat de huidige hufterigheid verklaart.

‘Tolerantie gedefinieerd door de meerderheidscultuur is de meest wankele tolerantie die er bestaat,’ waarschuwt Kennedy terecht. Voor het eerst sinds lange tijd is er in Nederland een meerderheid die kan beslissen hoeveel ruimte ze minderheden gunt. En daar beginnen de problemen, want de huidige dominante cultuur blijkt onzeker en angstig te zijn. Dit is, schrijft Kennedy, ‘een land dat in strijd is met zichzelf’.

Zo is het, maar naar mijn idee voldoet Kennedy’s uitgangspunt dat Nederland vanouds in wezen een consensuscultuur is, die soms kortstondig onderbroken wordt door een heftige verschuiving, dan niet.

In de tijd van de verzuiling moest elke groep om iets te bereiken wel streven naar een vergelijk met andere groepen, maar hij vergeet dat men retorisch de verschillen juist extra aanzette. De verzuiling was ook een beschaafde geestelijke burgeroorlog.

Bovendien kon niet iedereen met iedereen overweg. De grote katholieke subcultuur vormde de grote bemiddelaar tussen christelijk-historischen, liberalen, antirevolutionairen en socialisten. Pas met het aantreden van Paars in 1994 werd de polarisatie begraven, en juist de nieuwe eensgezindheid schiep de ruimte voor opportunistische, populistische politiek entrepreneurs. Het verschil tussen minderheden die het met elkaar moeten rooien en een verwarde meerderheidscultuur kun je analytisch niet onder hetzelfde hoofdje ‘consensus’ vatten.

Dat James Kennedy voortdurend tot tegenspraak verleidt, is de grote verdienste van zijn boek. Dit is geen angstvallig historicus die zich tot pietluttigheden beperkt, maar iemand die de grote greep niet schuwt en niet bang is voor een generalisatie meer of minder.

Of de titel de lading dekt, is overigens nog maar de vraag. James Kennedy kan wel beweren dat ‘bezielende verbanden’ noodzakelijk zijn, ondertussen laat hij eerder zien hoe ze gestaag geërodeerd zijn. Om mensen samen te brengen, moet er eerst een bezielend doel zijn. Gelukkig biedt Kennedy ook wijze lessen hoe het hedendaagse individualisme naar Amerikaans voorbeeld tot een meer actief burgerschap kan worden omgevormd.

James C. Kennedy

Bezielende verbanden. Gedachten over religie, politiek en maatschappij in het moderne Nederland

300 p. Bert Bakker, € 22,50