Home De vooruitgang: De ‘kleine Kuypertjes’ van de Antirevolutionaire Partij

De vooruitgang: De ‘kleine Kuypertjes’ van de Antirevolutionaire Partij

  • Gepubliceerd op: 28 maart 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Ingrid van der Vlis

Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Deze keer het proefschrift van Rienk Janssens waarin hij stelt dat Abraham Kuyper grote invloed had op de lokale opbouw van de Antirevolutionaire Partij (ARP).


Rienk Janssens, adjunct-directeur bij het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie en bestuurslid van de Vereniging van Christen-Historici, promoveerde in februari op een studie naar de opbouw van de Antirevolutionaire Partij (ARP) in de negentiende eeuw. ‘Het onderwerp past heel goed bij mij. Ik heb een ruime politieke belangstelling en ben zelf gereformeerd-vrijgemaakt, dus ik voel me wel thuis in de protestantse traditie. Ik heb overigens niet het idee dat dit mijn integriteit als wetenschapper in de weg staat. Volgens mij kun je nooit helemaal objectief ergens naar kijken. Je kunt wel proberen de bronnen zo duidelijk mogelijk te laten spreken.
        Om de ARP op een nieuwe manier te bestuderen nam ik het lokale en regionale niveau als uitgangspunt. Het was de eerste moderne partijorganisatie in Nederland en ik was benieuwd op welke manier deze organisatie vorm kreeg. Het traditionele beeld is dat Abraham Kuyper de man was die de partij niet alleen oprichtte, maar ook verder vorm gaf. Mijn interesse ging echter meer uit naar de antirevolutionaire partijmannen in de steden en dorpen, de ‘kleine Kuypertjes’, zoals ik ze noem. Ik onderzocht vooral of dominante rol van de grote Kuyper daar nog overeind bleef. Een van mijn hoofdconclusies is dat Kuyper inderdaad een grote rol speelde.
        Maar daarnaast wordt duidelijk dat de antirevolutionairen op lokaal niveau zich al vroeg bewust waren van de noodzaak van een landelijke partijorganisatie. De partijvorming kwam dus zeker niet alleen van bovenaf. In Alphen bijvoorbeeld wilde men reeds in 1871 een landelijke kiezersbond oprichten, acht jaar voordat de partij ontstond. Het lokale niveau nam dus zeker geen apathische houding aan, maar er was wel iemand nodig die de kar trok en die dergelijke initiatieven bundelde. Dat deed Kuyper.
        De antirevolutionaire kiesverenigingen zijn geboren uit een vrijheidsstrijd. Dat heeft tot op de dag van vandaag betekenis, hoewel nu onder christenpolitici weliswaar verschillend wordt gedacht over godsdienstvrijheid en de christelijke partijen voor buitenstaanders soms zelfs intolerant lijken. Maar tegen deze achtergrond is het verhelderend te zien hoe de negentiende-eeuwse antirevolutionairen streden voor vrijheid van overtuiging. Niet alleen voor zichzelf maar ook voor andere gezindten. Vrijheid van onderwijs en kerk en verzet tegen de centralisatiezucht van de liberalen waren de belangrijkste drijfveren.
        In mijn boek behandel ik vijf kiesdistricten. Dit brengt diverse verschillen aan het licht, want lang niet alle lokale verenigingen die zich antirevolutionair noemden hadden dezelfde doelstellingen, zeker niet in de jaren 1850-1870. Vooral met de conservatieven was de grens vaag. Een vooraanstaande rechter in Goes was bijvoorbeeld lid van de conservatieve én van de antirevolutionaire kiesvereniging. Maar aan het eind van de jaren 1870 groeiden de verschillende stromingen steeds meer naar elkaar toe en voelden zich meer en meer tot een nationale partij horen. Dat zie je ook terug in de naamgeving. In eerste instantie hadden de antirevolutionaire kiesverenigingen allemaal verschillende namen, zoals Vrijheid en Recht of Vreest God Eert de Koning, maar later noemden zij zich steeds vaker Nederland en Oranje. Dat werd echt hun merknaam.
        Ik heb bewust geen studie geschreven over de verzuiling, maar ik raak het onderwerp natuurlijk wel aan. In de discussie over verzuiling en partijvorming overheersen twee stromingen. De een zegt dat de politieke partijen de verzuiling aanstuurden, de ander dat de partijen er een onderdeel van waren en zeker niet de motor erachter. Dat laatste standpunt neemt historicus Hans Blom in. Voor de eerste stroming pleit dat je in de jaren 1880 steeds meer kiesverenigingen ziet die eigen bladen uitgeven en zo een duidelijke bijdrage leveren aan vorming van hun zuil. Anderzijds vind ik niet dat je verzuiling als een strategie mag zien. Het was geen vooropgezet beleid.        
        Mijn werkzaamheden bij de ChristenUnie zijn van geheel andere aard, maar ik ga wel op zoek naar raakvlakken met het heden. De politieke partijen verliezen nu langzaamaan hun vaste achterban. Dat is wellicht een gevolg van de manier waarop ze georganiseerd zijn. Het onderscheid tussen lokaal en landelijk niveau is nog gebaseerd op de negentiende-eeuwse manier van werken. Dat geeft je toch te denken.

DE OPBOUW VAN DE ANTIREVOLUTIONAIRE PARTIJ 1850-1888 door Rienk Janssens. 411 p. Verloren, ƒ 66,-

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.