Gek is dat, voor de belangrijkste culturele revolutie uit de Nederlandse geschiedenis hebben we niet eens een fatsoenlijke aanduiding tot onze beschikking. Ik heb het over de jaren zestig. Van de negentiende eeuw wel te verstaan. Goed, je kunt de periode veiligheidshalve wat langer nemen, zeg maar zo van 1850 tot 1880, maar dan heb je de omvangrijkste geestelijke verschuiving van de laatste vijf eeuwen echt wel te pakken.
Tijdgenoten wisten het wel: wat zij zagen was de maatschappelijke doorbraak van een radicaal binnenwerelds humanisme. Het dak boven de wereld woei weg. Schokkender dan de publieke verschijning van een virulent atheïsme was misschien nog wel het subversieve optreden van het theologisch modernisme binnen de kerk. Bleef tot het midden van de negentiende eeuw de publieke norm op de een of andere wijze christelijk, rond 1880 was die seculier. Vergeleken bij wat er toen gebeurde, was de Verlichting onschuldig salonentertainment geweest.
Tijdens die jaren kreeg de wijsbegeerte een nieuwe functie. Vanouds was filosofie gewoon de gangbare aanduiding voor wetenschap geweest, maar in de negentiende eeuw ging ze precies het omgekeerde betekenen. De filosofie verving niet alleen de theologie, maar ook de religie. Wijsbegeerte moest voortaan voor een wereld- én levensbeschouwing zorgen. Voor wie in die dagen het traditionele geloof verloor, vormde het spinozisme een voor de hand liggende keuze. Bijna twee eeuwen eerder had Baruch de Spinoza immers zo ongeveer dezelfde geestelijke crisis doorgemaakt, maar hij had zich nog half in het geniep moeten uiten.
In De spinozisten van Siebe Thissen komt maar één hard core-spinozist voor: de koppige Willem Meijer (1842-1926), die dacht dat Spinoza in alle opzichten het licht had gezien, ook wat betreft het gebruik van de geometrische methode in de filosofie. De bonte stoet die verder voorbij marcheert, voelde vooral geestelijke verwantschap met de Rijnsburgse brillenslijper. Het waren overwegend lieden die hun emplooi buiten de academie vonden. En ze trokken de meest uiteenlopende conclusies. De een koos voor een natuurlijke godsdienst, de ander voor het atheïsme. De een werd materialist, de ander juist idealist. Van Spinoza kon je evengoed objectivisme als subjectivisme oplopen.
IJlhoofdigheid
Thissen onderscheidt twee perioden. De eerste decennia keerde het spinozisme zich tegen de godsdienst. Lieden als Franz Wilhelm Junghuhn, Jacob Moleschott, Johannes van Vloten en Multatuli hadden een groot vertrouwen in het gezonde verstand en in de wetenschap. Na de Spinoza- herdenkingen van 1877 en 1880 kenterde het getij echter. Veel wijsgeren gingen zich juist afzetten tegen de wetenschap. Een tragisch geval is wel Thissens hekkensluiter: Johannes Diderik Bierens de Haan (1866-1943), ongetwijfeld een lieve en gevoelige man, maar in ijlhoofdigheid bepaald niet de mindere van de ongenietbare Bolland. In plaats van gewoon op te merken dat wetenschap ook niet alles is, meende hij te moeten stellen, dat de natuurwetenschap ‘een verkeerde weg tot de waarheid’ is. Alleen ‘het denken’ kon waarheid denken. Tja, als je nou per se niet serieus genomen wilt worden.
Eén ding hadden de spinozisten gemeen: het waren allemaal monisten, eenheidszoekers. Alles moest voor hen terug te voeren zijn op één principe, wat dat ook was. Aan dat soort warrigheid had Spinoza zich zelf al schuldig gemaakt. Niet alleen dacht hij dat God en de natuur hetzelfde waren, ook betoogde hij dat vrijheid neerkwam op het bewustzijn van de natuurnoodzakelijkheid der dingen, terwijl elk normaal mens toch zou denken dat vrijheid en noodzaak twee verschillende zaken zijn.
Nee, snugger waren die spinozisten lang niet altijd. Maar Thissen geeft hun gedaas verrassend helder en met schwung weer. En hij toont overtuigend aan dat het jaar 1900 – zijn boek verscheen in de IJkpuntenreeks van het onderzoeksprogramma ‘Nederlandse cultuur in Europese context’– helemaal geen belangrijk keerpunt in de Nederlandse geestesgeschiedenis was; de grote omwenteling had zich enkele decennia eerder voltrokken. En toch, in Duitsland was het spinozisme nog een halve eeuw eerder, rond 1800, opgekomen. Liep Nederland nou achter?
Siebe Thissen
DE SPINOZISTEN. WIJSGERIGE BEWEGING IN NEDERLAND (1850-1907) .
322 p. Sdu Uitgevers, ƒ 49,90
Dit artikel is exclusief voor abonnees