Home Dossiers Christendom De Evangelische Omroep

De Evangelische Omroep

  • Gepubliceerd op: 5 juli 2011
  • Laatste update 23 nov 2020
  • Auteur:
    Maurice Blessing
De Evangelische Omroep
Cover van
Dossier Christendom Bekijk dossier

Op 21 april 1967 werd de Stichting De Evangelische Omroep opgericht. Tijdgenoten meenden dat de ‘fundamentalistische’ omroepvereniging geen lang leven beschoren zou zijn in een snel seculariserende wereld. Maar de EO groeide en bloeide, juist omdat de omroep aansloot bij de veranderende belevingswereld van een aanzienlijk deel van het Nederlandse volk.

Begin jaren negentig werd Johan Cruijff geïnterviewd door Henk Binnendijk voor het EO-televisieprogramma Fifty-fifty. Op de bekende vraag van de interviewer – ‘Gelooft u in God?’ – antwoordde De Verlosser zonder enige aarzeling: ‘Ja, ik geloof in God. Maar dat ben ik.’

Verregaande individualisering, morele relativering, secularisering, menselijke hoogmoed: alle karakteristieken van de moderne tijd, die vaak worden samengevat onder de noemer ‘de erfenis van de jaren zestig’, liggen besloten in dit openhartige antwoord van de voormalige voetballer. Het is dan ook geen toeval dat Cruijff deze ontboezeming deed bij de Evangelische Omroep. De EO is niet alleen de meest uitgesproken christelijke omroep binnen het publieke bestel, maar is ook een typisch kind van de jaren zestig.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Pardon? Wat zegt u nu? De oprichting van de Evangelische Omroep, op 21 april 1967 – was dat geen grotesk anachronisme? Die twee steile oude mannen, Jan Kits en Johan van Oostveen, die twee jaar tevoren in het christelijke conferentieoord ’t Brandpunt te Doorn op de knieën neerzegen om de Heere te smeken om hulp bij het opzetten van een evangelisatieprogramma op de nieuwe radiozender Hilversum 3, die hadden toch net zoveel gemeen met de geest van de jaren zestig als Johan Cruijff met traditionele christelijke kernwaarden als ootmoed en erbarmen? Staan de jaren zestig niet voor de ontworsteling van de Nederlandse samenleving aan de macht van de kerk en de dwingelandij van Gods Woord?

Het klopt dat veel tijdgenoten met verwondering, en vaak ook met afkeer, reageerden op de aangekondigde geboorte van de EO. De initiatiefnemers werden in brede kring weggezet als een geïsoleerd en reactionair clubje bijbelfanaten, waarvan de leden niet doorhadden dat er een nieuwe tijd was aangebroken. Het tegendeel was waar. De EO speelde adequaat in op de veranderingen in de samenleving sinds de jaren zestig.

Het is veelzeggend dat de felste veroordelingen van het initiatief van de ‘broeders’ Kits en Van Oostveen niet uit het linkse of liberale kamp afkomstig waren. Daar keek men vooral geamuseerd toe hoe het orthodox-protestantse volksdeel verder leek te versplinteren en af te kalven. De oprichting van de EO was in progressieve ogen een laatste wanhopige stuiptrekking van een gedoemd lichaam van ‘oude machten’. Academici als de socioloog Q.J. Munters schreven dat de ‘behoudende’ EO ‘gezien de beperkte omvang van zijn rekruteringsveld’ geen lang leven beschoren zou zijn. Kortom, vanuit een progressief oogpunt was de oprichting van de EO niets om je druk over te maken.

De reacties vanuit gevestigde kerkelijke kringen waren veel uitgesprokener. Dat was ook niet zo vreemd. De kerk, in de breedst mogelijke betekenis van het woord, was druk bezig een overlevingsstrategie uit te stippelen. Daarbij was de overtuiging richtinggevend dat religieuze instituten zich moesten aanpassen aan de tijdgeest om het contact met – en daarmee uiteraard ook de controle over – de achterban niet kwijt te raken. Het was de tijd van de ingrijpende aanpassing van de katholieke liturgie tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie, van het ontstaan van de bevrijdingstheologie in Latijns-Amerika, van een moderne kerk die wilde ‘opgaan in de wereld’ en oude dogma’s en rituelen tegen het licht hield.

Theologen als de Amerikaan Paul van Buren en de Nederlander Johannes Hoekendijk benadrukten ‘de wereldlijke betekenis van het evangelie’. Van Buren ontwierp zelfs een ‘theologie zonder God’. Jezus kreeg in de populaire jongerencultuur in toenemende mate de rol van hippe, progressieve verzetsheld aangemeten, en op de assemblees van de Wereldraad van Kerken staken deelnemers hun sympathie voor revolutionaire groeperingen in de derde wereld niet onder stoelen of banken.

Het onderscheid tussen kerk en wereld vervaagde. Terwijl priesters en dominees hun gezicht wendden naar de veranderende samenleving, leek God daar juist uit te willen terugtreden. Dit kwam onder meer tot uiting in het programma-aanbod van de Nederlands Christelijke Radio Vereniging (NCRV), die in 1924 was opgericht met als doel de orthodox-protestantse boodschap via de ether te verspreiden. ‘Is het niet juist de radiotelefonie die ons leert dat er nog andere werkelijkheden zijn dan alleen die welke we zien?’ had NCRV-oprichter Johannes de Heer tijdens zijn allereerste radio-optreden geopperd. ‘Welnu, de Almachtige die, als Schepper, overal rondom ons de bewijzen geeft van Zijn bestaan, heeft ons reeds eeuwenlang draadloze boodschappen van de hemel gezonden.’

Begin jaren zestig begon de NCRV Gods draadloze boodschap echter steeds meer af te knijpen. Verkondiging en geestelijke liederen maakten in toenemende mate plaats voor amusement en ‘hogere’ theologische vorming. Dat viel niet overal even goed. Een van de groepen protestanten die zich grote zorgen maakten over de koerswijziging van de NCRV was de Nederlands Christelijke

Gemeenschapsbond (NCGB). De Gemeenschapsbond, waarvan de leden sterk onder invloed stonden van Angelsaksische en Duitse opwekkingsbewegingen, was in 1923 opgericht om een meer intense en persoonlijke geloofsbeleving te propageren onder de leden van de verschillende protestantse kerken in Nederland.

De ‘broeders’ van de Gemeenschapsbond onderhielden nauwe banden met de Maranatha-beweging, een geloofsgroep die een spoedige terugkomst van Christus predikte en de naoorlogse stichting en uitbouw van de staat Israël met buitengewone belangstelling en sympathie volgde. In het succes van het zionisme zagen deze gelovigen de hand van God en een essentiële stap in de verwezenlijking van bijbelse profetieën over de terugkeer van de Messias en het einde der tijden.

Omdat Johannes de Heer zowel bestuurslid was van de NCRV als voorman van de Maranatha-beweging, had de Gemeenschapsbond via hem en zijn geestverwanten altijd enige invloed kunnen uitoefenen binnen de omroep. Zo verzorgde de NCGB elk jaar voor de NCRV-radio een stichtelijke lezing, die bekendstond als ‘het ziekenuurtje’. Maar de invloed van de met zijn gezondheid kwakkelende, inmiddels hoogbejaarde De Heer was sinds de jaren vijftig sterk afgenomen.

Op 25 mei 1965, vier jaar na De Heers overlijden, gebeurde het onvermijdelijke. De NCGB ontving van de NCRV-leiding de mededeling dat het jaarlijkse uurtje zendtijd werd geschrapt vanwege een reorganisatie. Navraag leerde de broeders dat de NCRV de zo vrijgekomen zendtijd wilde besteden aan een ‘theologische etherleergang’.

Dat was een harde klap in het gezicht van de Gemeenschapsbond-broeders, die ooit zelf een omroepvereniging hadden willen beginnen, maar er nooit in waren geslaagd een eigen plek in het verzuilde omroepbestel te bemachtigen. Johan van Oostveen omschreef deze gebeurtenis bijna twee decennia later als volgt: ‘Hoeveel eenzamen, ook die wij ontmoet hebben, hoeveel ouderen, bejaarden en zieken gingen dat “ziekenuurtje” bij de NCRV niet missen! We wilden de theologie niet onderwaarderen, maar haar overwaarderen was ook niet goed. Iemand heeft eens gezegd: “Wij zijn de schapen van de Heer en niet zijn giraffen.” Voor een giraf kun je de ruif hoog hangen, maar de schapen kunnen alleen maar eten als zij laag hangt.’

Dit citaat van Van Oostveen was in hoge mate typerend voor de instelling van de oprichters van de Evangelische Omroep en de wijze waarop deze omroepvereniging zich tot op de dag van vandaag profileert. De EO heeft zich van begin af aan gericht op het gewone volk, en een lichte antipathie tentoongespreid ten aanzien van geschoolde theologen en de ‘progressieve’ kerkelijke en maatschappelijke elite. Vanaf het ontstaan van de omroep, in een vijandige Hilversumse omgeving, hebben de EO-medewerkers dan ook steun gezocht en gevonden bij hun natuurlijke mediabondgenoten de TROS en De Telegraaf.

Juist vanwege het volkse, anti-elitaire karakter van de EO sprak de omroep relatief veel Nederlandse protestanten én katholieken aan die morden over de snelle maatschappelijke veranderingen in ons land vanaf de jaren vijftig. Niet omdat deze gelovigen zelf niet meeveranderden – de geschiedenis van de EO is er een van voortdurende, maar specifieke aanpassing aan de tijdgeest –, maar omdat die veranderingen hun veel te snel gingen en leken te worden aangestuurd door een progressieve, intellectuele elite waarin de meer conservatief georiënteerde burger zich niet herkende. De EO kon daarom uitgroeien tot een schuilkerk in de ether voor behoudende christenen, die nieuwe zekerheden zochten en de secularisatie niet zozeer wilden tegengaan als wel op herkenbare wijze vormgeven.

In onze seculiere, ontkerkelijkte samenleving heerst een hardnekkig misverstand omtrent evangelische bewegingen als Maranatha en de NCGB. Die zouden ouderwets zijn, star en fundamentalistisch, en daardoor uit de tijd. Deze misvatting is onder meer het gevolg van de nadruk die de leden van dit soort groeperingen doorgaans leggen op een letterlijke uitleg van de Bijbel en hun als dweperig en opdringerig ervaren geloofsverkondiging.

Maar evangelische geloofsbewegingen zijn bij uitstek moderne, seculiere fenomenen die opbloeien buiten het domein van de meer traditionele, gevestigde kerken. Neem het Amerikaanse evangelicalism, dat vooral in de jaren tachtig een aanzienlijke invloed heeft uitgeoefend op zowel de bestuurlijke leiding als de programmamakers van de EO. Met zijn vele individuele verschijningsvormen en charismatische, populistische leiders heeft deze religieuze stroming een fundamenteel ander karakter dan bijvoorbeeld het puritanisme van de vroeg-Amerikaanse kolonistensamenlevingen of de traditionele calvinistische geloofspraktijk in Nederland.

Het Amerikaanse evangelisme heeft sinds de achttiende eeuw meerdere bloeiperiodes of zogenoemde Great Awakenings doorgemaakt. Die werden gekenmerkt door de plotselinge verschijning van charismatische predikers, die een hoopvolle religieuze boodschap koppelden aan bijtende maatschappijkritiek. Hiermee wisten deze talentvolle redenaars een gevoelige snaar te raken bij de achtergestelde, minder ontwikkelde volksdelen. Evangelisten speelden een belangrijke rol in de antislavernijbeweging, in de strijd voor vrouwenkiesrecht en meer recentelijk ook binnen de burgerrechtenbeweging. Evangelisme is dan ook geboren uit, en heeft vervolgens een belangrijke bijdrage geleverd aan, de democratisering en individualisering van de Amerikaanse burger – en daarmee ook aan de democratisering en individualisering in de wereld als geheel.

Een van de belangrijkste wegbereiders van het evangelisme in Nederland was de hierboven genoemde NCRV- en Maranatha-voorman Johannes de Heer. Deze zoon van een hervormde smid uit Rotterdam had zich eind negentiende eeuw samen met zijn vrouw, na het verlies van hun twee jonge kinderen, op het geloof gestort. Een spirituele ‘wedergeboorte’ was het gevolg geweest. In De

Heers eigen woorden: ‘Zo werd dit verlies voor ons eeuwige winst. We ontwaakten uit onze slaap en wierpen ons als onverzadigbaren op geestelijke spijze.’

In 1905 publiceerde De Heer een geestelijke zangbundel ‘voor de eenvoudigen’. Een belangrijk deel van het werk bestond uit vertalingen van Engelse gospel-hymns die De Heer in een Londense boekwinkel had aangetroffen. Het was Johannes de Heer van wie de uitspraak afkomstig is dat Gods kudde niet uit giraffen maar uit schapen bestaat, zodat men ‘de korf met voedsel’ niet te hoog moet hangen. Dat was een reactie geweest op de smalende commentaren van professionele theologen en musicologen, die meenden dat zijn liederen muzikaal, theologisch en tekstueel ver onder de maat waren.

Wat zijn persoonlijke inschatting van Gods kudde betreft zou De Heer zijn onomstotelijke gelijk bewijzen middels de verkoop van vele honderdduizenden exemplaren van zijn Liedbundel Johannes de Heer. De muzieksmaak van generaties protestantse Nederlanders is waarschijnlijk blijvend beïnvloed door onverwoestbare Johannes de Heer-klassiekers als ‘Er ruist langs de wolken’ en ‘Scheepken onder Jezus hoede’.

De Heer was niet alleen een bevlogen evangelist, maar ook een handige zakenman. De opbrengsten van zijn liedbundel investeerde hij weer in zijn evangelisatieactiviteiten, waarbij hij inventief gebruikmaakte van alle nieuwe communicatietechnieken die zich in die jaren aandienden. Hij kocht meerdere auto’s, die hij uitrustte met grammofoons en versterkers. Zo kon hij door het hele land reclame maken voor zijn tijdschrift Het Zoeklicht, dat was gewijd aan ‘het onderzoek der Schriften en de Teekenen der Tijden’. De periodiek bereikte zijn hoogtepunt in de jaren dertig, met een oplage van meer dan 30.000 exemplaren.

Daarnaast vulde de hyperenergieke De Heer niet alleen menig radio-uur van de NCRV met zijn eigen zang en orgelspel, maar trad hij ook regelmatig op tijdens de ‘opwekkingsbijeenkomsten’ van de Nederlandse Tentzending – een fenomeen dat begin twintigste eeuw van de Britse eilanden naar de Utrechtse Heuvelrug was overgewaaid, en waarin we de vrolijke voorloper herkennen van de land- en jongerendagen van de EO.

Toen De Heers ster in de jaren vijftig uitdoofde, werd zijn plaats ingenomen door een nieuwe generatie charismatische evangelisten en gebedsgenezers, die niet zelden uit Duitsland of de Verenigde Staten afkomstig waren. Zo wijdde de NCRV in 1958 een speciale tv-uitzending aan de Amerikaanse gebedsgenezer Tommy Lee Osborn, die later dat jaar op het Malieveld in Den Haag een manifestatie zou houden.

Osborn verrichtte niet alleen echte wonderen – zoals de instantgenezing van zieken, doven en verstokte ongelovigen –, hij maakte het Nederlandse publiek en passant ook bekend met een meer Amerikaanse vorm van prediking: theatraal, opzwepend en gebaseerd op een onderliggende boodschap van hoop in plaats van boete en zonde. Het was een geloofsvorm die leek te zijn uitgevonden voor het nieuwe medium televisie. De Nederlandse evangelist en verzetsheld Frans Stroethoff verklaarde dan ook na de uitzending: ‘Op die avond hebben we voor het eerst gezien, welk een geweldige zegen de televisie kan verspreiden.’

Het was Osborns landgenoot Billy Graham geweest die al eerder, in 1954, de aanzet had gegeven tot de Hollandse ‘Great Awakening’ van eind jaren vijftig. Deze evangelische superster had dat jaar duizenden toeschouwers in Amsterdam en Rotterdam op niet mis te verstane wijze met de ‘blijde boodschap’ van het evangelie geconfronteerd. Graham omschreef zijn evangelisatiestechniek als volgt: ‘We zetten alle moderne middelen in om de aandacht van de onbekeerden te trekken. Vervolgens slaan we ze recht met het evangelie tussen de ogen.’ De aan Graham verbonden organisatie Youth for Christ zou in de jaren vijftig en zestig meerdere succesvolle openluchtbijeenkomsten en tentcampagnes in Nederland organiseren.

Landelijk voorzitter van de Nederlandse tak van Youth for Christ was in die jaren de Rotterdamse evangelist Albert Ramaker, die met zijn zoon Oswin een grote liefde deelde voor ‘het eenvoudige geestelijke lied’. Ook hij ergerde zich eraan dat de NCRV daar steeds minder zendtijd aan besteedde. Bewees de populariteit van de evangelische bijeenkomsten dan niet dat een groot deel van de Nederlandse bevolking nog altijd behoefte had aan laagdrempelige en positief getoonzette geestelijke verpozing? Aan enkel Gods Woord als bron van opwinding, in plaats van de ‘vreemde’ en nihilistische beatmuziek of theologische fijnproeverij?

In 1965 werd Ramaker benaderd door Kits en Van Oostveen, die niet zo goed wisten hoe ze hun vurige wens van meer evangelisatie op de radio in bredere kring onder de aandacht konden brengen. Met zijn omvangrijke netwerk in evangelische kringen kon Ramaker uitstekend in die behoefte voorzien. Hij werd dan ook gekozen tot secretaris van de Commissie tot Voorbereiding van Evangelische Radio- en Televisie-uitzendingen in Nederland, die twee jaar later, in 1967, zou uitmonden in de Stichting De Evangelische Omroep.

Kits werd voorzitter van de commissie en de latere stichting die, blijkens een ‘Open Brief aan iedere Christen’ die in september 1967 in een aantal kranten en weekbladen verscheen, appelleerde aan ‘groot onbehagen’ dat in Nederland zou groeien ‘over de manier waarop radio en televisie worden ingeschakeld (of liever: uitgeschakeld) voor het Evangelie van Christus!’

Het was het begin van een stormachtige ontwikkeling, die via het behalen van de aspirant-status (1969), de C-status (1972) en de B-status (1984) uiteindelijk, in 1992, tot de A-status leidde. In 1998 kon de EO zich zelfs op basis van het ledental de grootste publieke omroep noemen. De EO-medewerkers van het eerste uur beschouwden dit succes als niets minder dan een Godswonder.

Waarschijnlijk hebben zij zich werkelijk niet gerealiseerd een goudader te hebben aangeboord door zich reeds in de jaren zestig expliciet te richten op de onvrede van de kleine man over de wijze waarop Nederland moderniseerde.

De EO zou in de volgende decennia consequent het gevoel en de emotie boven het intellect blijven stellen en knusse geborgenheid boven bedreigend wereldburgerschap. De programmamakers van de EO hebben altijd duidelijke morele keuzes gemaakt, waarbij goed en kwaad in de wereld in absolute bewoordingen van elkaar werden gescheiden. De omroep ageerde decennialang tegen communisme, islam, ‘linkse elite’, abortus en drugs. Men was en is ‘pro-leven’, pro-Israël, pro-seculiere staat, pro-koningshuis en pro-‘joods-christelijke tradities’. Het zou tot in het nieuwe millennium duren voordat ook de politiek deze rijke kweekvijver van nationale sentimenten zou ontdekken. Maar het was de Evangelische Omroep die er eind jaren zestig voor het eerst – en met langdurig succes – een vislijntje in uitgooide.

Meer weten

Boeken

In De Evangelische Omroep. Ontstaansgeschiedenis (2007) beschrijft voormalig EO-verslaggever Emerson Vermaat op volkomen subjectieve wijze de conceptie en onafgebroken geboorte van de EO. Juist vanwege de gekleurde blik en de vaak wat verongelijkte toon geeft het een goed inzicht in de motieven en leefwereld van de oudere generatie EO-medewerkers.

Warme herinneringen aan de programma’s van de EO – naast Fifty-fifty onder meer De Muzikale Fruitmand, Ik weet het beter, Het kleine huis op de prairie, de EO-Kinderkrant, Tijdsein enzovoort – kunt u ophalen via het jubileumboek Altijd goed voor… hartkloppingen. Veertig jaar Evangelische Omroep (2007). Op de bijgevoegde dvd vindt u het hierboven aangehaalde interview met Johan Cruijff.

Het blijft wachten op de eerste professionele studie naar de opkomst van wat misschien wel Nederlandse meest succesvolle (omroep)vereniging van de laatste decennia is. In de bundel A Spiritual Invasion? Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom (2011), onder redactie van George Harinck en Hans Krabbendam, wordt de eerste aanzet daartoe gegeven door VU-historicus Remco van Mulligen in zijn interessante artikel ‘De EO: calvinistisch product of Amerikaans kopie?’

Internet

Het artikel van Van Mulligen kunt u terugvinden op de site van de auteur: www.ireneus.nl, onder het menu ‘Publicaties’ en vervolgens het submenu ‘Boek’. Aan Johannes de Heer is een bijzonder informatieve website gewijd (www.johannesdeheer.nl), met onder meer een uitgebreide biografie, informatie over de zangbundel en enkele in mp3-formaat te downloaden liederen van de onbetwiste doopvader van de nedergospel.

Op www.openbeelden.nl is een fascinerend beeldverslag te vinden van het optreden in 1958 van Tommy Lee Osborn op het Malieveld. Op de website www.gordonvanveelen.org is het elders ongepubliceerd gebleven Toen het vuur viel, Frans Stroethoffs persoonlijke verslag van de naoorlogse opwekkingsbewegingen in Duitsland en Nederland, te downloaden als pdf-bestand.

Afbeelding: EO-jongerendag (Vechtdal College)