Home Bommeljé

Bommeljé

  • Gepubliceerd op: 16 oktober 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommelje
  • 2 minuten leestijd

Geschiedenis behoort tot de minst gewaardeerde universitaire studies onder Nederlandse studenten. Alleen rechten scoort lager. Dit is althans de uitkomst van een onderzoek inzake ‘studiesatisfactie’. Oké, geschiedenis haalde nog altijd een zeventje, terwijl het onderzoek geen erg solide indruk maakt, en de krantenberichten ter zake nog schematischer waren. Toch is de uitkomst grappig. Ik weet niet of die lage waardering iets zegt over de huidige docenten of over de huidige studenten – misschien over allen – maar als ik Tweede-Kamerlid was, zou ik het knipseltje bewaren. Voor het geval geschiedkundigen weer hoog van de toren gaan blazen over gebrek aan historische kennis onder parlementariërs. Het kan in hetzelfde mapje als het bericht dat zeventig procent van de studenten aan de School voor Journalistiek te Utrecht bij hun afstuderen geen idee had wat Sinn Fein is, en als het bericht dat slechts een derde van de afgestudeerde historici belandt in een baan van academisch niveau. En dan is er ook nog wel plek voor de conclusie van het Sociaal Cultureel Planbureau dat Nederlandse universiteiten in Europees perspectief middelmatig zijn, en dat hoger opgeleiden zich in ons land nauwelijks onderscheiden van middelbaar opgeleiden. Zulks krijgt reliëf indien men beseft dat te onzent aan hoger onderwijs een kwart meer geld wordt besteed dan het Europees gemiddelde, terwijl het lager onderwijs twintig procent minder krijgt dan dat gemiddelde.

        Oog in oog met deze brokjes werkelijkheid ligt voor geschiedschrijvers een kans voor het oprapen. Hier zien we symptomen van een knik in de Nederlandse geschiedenis. Historici blijven maar zeuren over de jaren zestig, doch dat beneemt het zicht op wat sindsdien plaatsgreep. Sta mij toe een perspectief te schetsen met een structuur, een conjunctuur en tal van evenementen. De jaren zestig, die alles te maken hadden met een structurele overgang van een industriële naar een op verbale vaardigheid leunende samenleving, bracht een Sprachherrschaftsklasse aan de macht. Haar positie berustte precies op datgene waartegen zij zich afzette: de traditionele academische vorming. Ondanks de tegendraadse retoriek was deze nieuwe elite een eindproduct van het traditionele Bildungsburgertum. En net als andere elites was de Sprachherrschaftsklasse niet geneigd iets te delen met nieuwkomers. Intellectuele ontwikkeling was haar machtsinstrument, en de ladder daar naartoe werd haastig opgetrokken. Het CPN-kamerlid Marcus Bakker zei destijds: >Net nu kinderen van arbeiders naar het gymnasium kunnen, schaffen ze die school af.= Retorisch bezien legde hij daarmee de vinger op het conjuncturele klimaat.
        Een en ander resulteerde in een revolutie. De revolutie van de middelmatigheid. Wij leven thans in een land waarin Goede Tijden Slechte Tijden het meest bekeken tv-programma onder studenten is, waarin studenten net zoveel lezen als MULO-scholieren vijftig jaar geleden, waarin het bachelors-masters model wordt aangeprezen als een nieuw wasmiddel, en waarin geschiedenis zowat de laagst gewaardeerde studie is. Het is nu aan een historicus om uit te leggen waarom wij geen nieuwe Huizinga kregen maar wel Big Brother, en dat wij toch – en wellicht derhalve – de gelukkigste natie ter wereld zijn. Daarna kan hij het licht uitdoen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.