Home Beeldgeheim april

Beeldgeheim april

  • Gepubliceerd op: 8 mei 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Thijs van der Veen
  • 4 minuten leestijd

Een onbekende historische foto. Is het verhaal erachter te vertellen? Ronald de Leeuw, directeur van het Rijksmuseum, en Kees van Twist, directeur van het Groninger Museum, doen een poging.


`Deze foto moet over migranten gaan,’ zegt De Leeuw. `Onlangs werd ik gebeld door een neef uit Australië. Hij zou naar Amsterdam komen, en of het mogelijk was elkaar te zien. Het betrof een zoon van de oudste broer van mijn vader, die in de vroege jaren vijftig met zijn gezin naar Australië was geëmigreerd en met wie op den duur alle contact verloren was gegaan. Het is natuurlijk toeval, maar op de dag dat ik deze foto moest beoordelen stapte hij mijn werkkamer bij het museum binnen.’
        Het eerste wat De Leeuw opvalt is dat de mensen op de foto les krijgen: `In een rustieke houten keet, waarvan enkele open ramen buiten een fel daglicht lijken te verraden, staat een groep mensen, gemiddeld vrij jong, vrolijk aan zijn neus te voelen. Er liggen schriftjes of lesboekjes voor deze mensen op de ruwhouten schragen.’ Ook Van Twist denkt aan een klaslokaal in verre oorden: `De barak met de tafels in een schoolse opstelling, ergens in een tropische omgeving, doet me denken aan die vele familiekiekjes uit “ons Indië”.’ De Leeuw merkt op: `De plaat met een kangoeroe op de achtergrond suggereert dat we in Australië zijn.’ Van Twist is het daar helemaal mee eens: `Het zijn vast pasaangekomen migranten uit Nederland die bezig zijn met hun inburgeringscursus voor het verblijf in het nieuwe vaderland.’ Hij denkt dat ze bezig zijn om de taal te leren. `Kijk hoe de docent – in korte broek, sandalen en korte sok – staande op de stoel aanschouwelijk onderwijs geeft. Hij wijst naar zijn neus en vraagt de klas met hem mee te doen: “This is my nose – dit is mijn neus.”’
        `Hij zal dus of een Australiër zijn of een Hollander die al langer daar woonde,’ zegt De Leeuw. `De verse landverhuizers hebben zich met hun lange broeken nog niet aan de informelere dresscode van hun nieuwe vaderland aangepast.’ Van Twist vervolgt: `Het jongetje vooraan, naast zijn vader, kijkt vol ontzag omhoog en doet wat de leraar zegt. De ouders, weliswaar giechelig, volgen ook de aanwijzingen van de leraar. Let op de ogen, want daaraan zie je hoe ze opletten en hun best doen.’ De Leeuw benadrukt nog eens de vrolijkheid op de foto. `Inburgeren, zo lijkt de foto te willen beweren, is fun, en het gaat hier om mensen die optimistisch aan een nieuw leven gaan beginnen. De foto zou gemaakt kunnen zijn als propaganda voor emigratie in de vroege jaren vijftig. Hij straalt ook die sfeer uit.’
        Van Twist denkt dat de foto ook ergens in de jaren veertig gemaakt kan zijn, maar hij merkt daarbij op dat `de mensen op de foto veel te gezond en vrolijk zijn om aan te nemen dat de foto is gemaakt onder kommervolle omstandigheden’. De Leeuw haakt hierop in: `Als we nu over inburgering van nieuwe Nederlanders lezen, is de teneur zelden vrolijk. Het inburgeringproces is moeizaam en gaat niet vanzelf.’ Van Twist legt dezelfde link naar het heden: `Als je deze foto goed bekijkt, dan begrijp je wat het betekent voor nieuwe Nederlanders als ze in ons land aankomen en in de povere omgeving van een asielzoekerscentrum onze taal moeten leren. Ik ben benieuwd hoe díé foto er over vijftig jaar uitziet.’
        De Leeuw komt nog even terug op zijn Australische neef: `Hij had zijn bezoek aan Nederland goed voorbereid en schonk me allerlei oude foto’s van familieleden. Daarbij was er ook een van mijzelf als kleuter met mijn ouders aan de Rotterdamse kade, lachend naar mijn neef, en zijn ouders boven aan de reling van de boot die hen naar het beloofde land Australië wegvoerde. Mijn neef was toen hij naar Australië vertrok ongeveer even oud als het jongetje dat midden op de foto staat. Nu spreken we Engels met elkaar. Hij is zijn Nederlands zo goed als vergeten, maar produceerde plotseling toch nog trots het woord “zolder”.’

Uitleg: Na de Tweede Wereldoorlog besloten veel gezinnen, uit angst voor overbevolking, economische crisis of werkloosheid, hun geluk elders te zoeken. Een van de landen waar veel Nederlanders naartoe trokken was Australië. Deze foto is in 1952 genomen, in de buurt van Sydney, toen de emigratie op haar hoogtepunt was. Nederlanders krijgen hier Engelse les en leren (inderdaad) het woord nose. De leraar is Eugen Garan, zoon van een Oekraïense immigrant.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.