Home Australië, Amerika en Groot-Brittannië en de Indonesische dekolonisatie

Australië, Amerika en Groot-Brittannië en de Indonesische dekolonisatie

  • Gepubliceerd op: 5 juni 2001
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 18 minuten leestijd

Nieuwe inzichten in de Nederlands-Indonesische oorlog komen niet uit Indonesië of Nederland. In de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Australië verschijnen nieuwe studies met verrassend materiaal over het Indonesië-beleid van deze landen. Hun betrokkenheid was niet altijd even heroïsch als wordt gedacht.

De dekolonisatie van Indonesië brengt in Nederland nog steeds met mathematische regelmaat boeken, documentaires en commentaren voort. Al meer dan dertig jaar vragen wij ons af hoe `goed’ of `fout’ we waren. Een aantal historici houdt vol dat Nederland zijn heerschappij over Indonesië in volle glorie wilde herstellen; andere beweren dat Nederland wel degelijk ijverde voor dekolonisatie, alleen op eigen voorwaarden. Hoe dan ook draait de discussie in Nederland bijna uitsluitend om de eigen daden in de Indonesische onafhankelijksheidsstrijd. Andere gezichtspunten, zoals die van de Indonesiërs maar ook die van de westerse bondgenoten, komen niet aan de orde of worden afgedaan met een paar grove clichés. Het was Nederland tegen Indonesië en de rest van de wereld.

`Het is verbazingwekkend dat in het schijnbaar eindeloze debat in Nederland de Indonesiërs zelf afwezig zijn,’ zegt William H. Frederick, hoogleraar in Ohio en een autoriteit op het gebied van de Indonesische geschiedenis. In zijn eigen land is het precies omgekeerd: de Amerikaanse en Australische literatuur beschrijft het ontstaan van de Indonesische staat als een puur Indonesisch proces. De rol van de Nederlandse kolonisators blijft onderbelicht. Historici in de Angelsaksische wereld kijken met sympathie naar de Indonesische revolutie. Die traditie ontstond al in 1952 bij de Amerikaan George McTurnan Kahin, die de revolutie zelf meemaakte en er een baanbrekend boek over schreef. Het Amerikaanse en Australische onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië is al jaren van een hoog niveau, maar de resultaten dringen nauwelijks door tot het debat in Nederland.

Dat geldt ook voor de meeste Indonesische onderzoeken, maar dat is niet verwonderlijk. `De officiële geschiedschrijving in Indonesië is puur nationalistisch,’ zegt Joop de Jong, historicus en Azië-deskundige bij het ministerie voor Buitenlandse Zaken in Den Haag. `De revolutie wordt voorgesteld als een massale opstand van het hele Indonesische volk tegen de Nederlandse onderdrukker. Het onderwijs en de herdenkingscultuur zijn doordrongen van dit zwart-witdenken. Alleen een kleine groep serieuze historici heeft zich enigszins aan de sjabloon ontworsteld, door meer aandacht te schenken aan regionale verschillen. Maar ook zij geven het nationale zelfbeeld niet op.’

Veel nieuwe ontwikkelingen in de Indonesische geschiedschrijving over de dekolonisatie zijn voorlopig niet te verwachten. `Terwijl jullie in Nederland zo bezig zijn met jullie verleden in Indonesië, maken wij Indonesiërs ons juist druk om onze toekomst,’ laat de historicus Salim Said weten. De erfenis van het Soeharto-regime bezorgt Indonesische historici momenteel meer hoofdbrekens dan de onafhankelijkheidsoorlog.

Nieuwe inzichten moeten dan ook niet worden gezocht in Nederland of Indonesië, maar in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Australië. Daar zijn de afgelopen jaren dikke bronnenpublicaties verschenen vol verrassend materiaal over het Indonesië-beleid van deze landen. Het blijkt dat hun betrokkenheid niet altijd even heroïsch was als meestal wordt gedacht.

Rondtrekkende bendes

Als Japan zich op 15 augustus 1945 overgeeft en Soekarno en Mohammad Hatta twee dagen later de Republiek Indonesië uitroepen, is er in geen velden of wegen een Nederlander te bekennen. Het Nederlands-Indische bestuur bevindt zich in Australië; soldaten zijn eveneens in ballingschap of zitten in de kampen, net als de Nederlandse burgerbevolking. Na een maand arriveren Britse troepen op Java en Sumatra; Australiërs houden Borneo en de oostelijke eilanden bezet, inclusief Nieuw-Guinea. Ze moeten zorgen voor een ordelijke overgave van de Japanners en de Europeanen uit de interneringskampen bevrijden.

`De Britten werkten bereidwillig mee aan de terugkeer van het Nederlandse gezag over Indonesië, maar vooral uit pragmatisch oogpunt,’ zegt William Frederick. De Britten hebben geen behoefte aan oorlog in Indonesië, zeker niet als ze die zelf moeten uitvechten. Zodra de eerste Nederlandse bestuurders en militairen arriveren, dringen ze aan op onderhandelingen met de Indonesische regering. `Veel Nederlandse ambtenaren dachten dat de Britten uit waren op de vernietiging van hun imperium. Dat was niet zo, maar Groot-Brittannië kon niet al te hard optreden tegen het Aziatische nationalisme omdat het er zelf ook mee te kampen had in Brits-Indië en Maleisië. Het grote aantal Brits-Indische troepen in Indonesië compliceerde de situatie nog meer. De legertop vreesde dat ze zouden deserteren en dat hun muiterij zou overslaan naar India.’

De Britse generaal Philip Christison verklaart op een persconferentie in Singapore dat `de huidige Indonesische autoriteiten verantwoordelijk blijven voor het bestuur van de gebieden onder republikeinse controle’. De Nederlanders zijn woedend over deze feitelijke erkenning van de Republiek. Op hun beurt wekken ze steeds meer ergernis bij hun bondgenoten uit de strijd tegen Hitler. Die zien de Nederlanders als stijf, koppig en gespeend van diplomatieke kwaliteiten. `Britse militaire en burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders begonnen hun Nederlandse collega’s te wantrouwen en zelfs te haten,’ aldus Frederick. `Daarentegen vonden ze sommige Indonesische politici, zoals Soetan Sjahrir, intelligent en sympathiek.

De voorzichtige Britten worden langzaam gemangeld tussen de twee kanten. In de steden, de enige gebieden die de geallieerden onder controle hebben, maken gewapende jongeren de straten onveilig. Deze pemoeda’s geloven heilig in geweld en keren zich tegen alles wat Nederlands, Brits, Chinees of Japans is. Ze zetten Soekarno en Hatta onder druk om het pad van de diplomatie te verlaten en te kiezen voor een fysieke, glorieuze vrijheidsstrijd. Daar komt bij dat Batavia wordt geteisterd door `rondtrekkende bendes van schietgrage Nederlandse en Ambonese soldaten’, in de woorden van een hoge Britse militair. Ze schieten op alles wat beweegt en plunderen huizen van Indonesiërs. Het kost de Britten steeds meer moeite om escalatie van het geweld te voorkomen.

Australische boycot

De Australiërs hebben het een stuk makkelijker. `Het Indonesisch nationalisme was op de oostelijke eilanden nog niet sterk ontwikkeld, met uitzondering wellicht van Zuid-Celebes,’ zegt Anthony Reid, een Australiër die geschiedenis doceert aan de universiteit van Californië. De Japanners hebben zich tijdens de bezetting niet zo intensief met dit gebied bemoeid als met Java en Sumatra, waar ze de bevolking voor hun eigen doeleinden probeerden te mobiliseren door het nationalisme te promoten. Het valt de Australische troepen niet zwaar om Oost-Indonesië te controleren en het bestuur over te dragen aan Nederlandse ambtenaren. Ze krijgen echter kritiek van het thuisfront. Reid: `De Australische maatschappij was racistisch, maar wel egalitair, en het antikolonialisme was er sterk geworteld. Bovendien hadden Australiërs een hekel aan de Nederlanders; die vonden ze arrogant. Voorts namen de Australiërs het Nederland kwalijk dat het Indië zo slecht had verdedigd tegen de Japanners. Die konden daardoor oprukken tot de grenzen van het Australische continent.’

In september 1945 kondigt de communistische vakbond van havenarbeiders een boycot af tegen alle Nederlandse schepen, die tot ver in 1947 duurt. Als een schip vol Nederlandse militairen en wapens op weg naar Indonesië in 1946 toch in de haven van Sydney opduikt, wordt het onthaald op een regen van stenen. Reid: `De boycot legde een zware druk op de Labour-regering van Joseph Chifley. Die wilde vóór alles een goede verstandhouding met het toekomstige Indonesië, Australiës voornaamste buurman en leverancier van grondstoffen.’ Het Australische volk roept na jaren van oorlog om de terugkeer van hun `jongens’ uit de archipel. Minister van Buitenlandse Zaken Herbert Evatt pleit er daarentegen voor een vredesmacht naar Indonesië te sturen. Een groep van jonge vooruitstrevende politici is voorstander van een actieve rol van Australië in Zuidoost-Azië. Een van hen is Alf Conlon, die tegenwoordig als een visionair wordt geëerd. Sommige Nederlanders concluderen dat de Australiërs hun kolonie willen inpikken.

`Maar in de praktijk werkten de Australische troepen in Indonesië keurig mee aan de rekolonisatie door Nederland,’ aldus Reid. `Ze aarzelden niet anti-Nederlandse demonstraties op Borneo en Celebes neer te slaan. Toch neigde de regering in Canberra steeds meer naar een pro-Indonesisch standpunt en oefende diplomatieke druk uit op Nederland om tot een vergelijk te komen. Dat is een opvallende paradox.’

Bloedbad

Een soortgelijke tegenstrijdigheid vertoont het optreden van de Britten. Tegen wil en dank raken zij militair bij het Nederlands-Indonesische conflict betrokken. In de Javaanse stad Soerabaja ontstaat in het najaar van 1945 een bloedbad, nadat pemoeda’s een enorme hoeveelheid Japanse wapens hebben buitgemaakt. Daarmee trekken ze rovend en moordend door de Europese wijken. Haastig wordt Soekarno overgevlogen om de jongeren tot bedaren te brengen, maar die jouwen hem uit. In hun ogen is de president van de Republiek een slappeling, die bovendien collaboreerde met de gehate Japanners. `Soekarno, Hatta en al die andere ‘diplomaten’ waren allesbehalve de grote roergangers van de Indonesische opstand,’ meent Joop de Jong. `De nationalistische kabinetten waren eenzame bootjes op de grote oceaan van de revolutie.’

Nadat een Brits-Indisch bataljon in de straatgevechten vrijwel geheel is omgekomen en generaal A.W.S. `William’ Mallaby is vermoord, besluiten de Britten keihard terug te slaan. Drie dagen lang bombarderen ze Soerabaja vanaf zee en uit de lucht. Duizenden ongewapende Indonesiërs komen om en Britse vliegtuigen beschieten zelfs vluchtelingen die de stad al hebben verlaten. Het aantal slachtoffers wordt geschat op zesduizend.

`De interventie van de Britten in Soerabaja diende een humanitair doel, namelijk het bevrijden van de Europeanen in de stad,’ meent De Jong. `Bovendien was het bedoeld als steun aan het Indonesische nationalistische kabinet, dat de greep op de revolutie op straat steeds meer verloor.’ Maar voor Anthony Reid staat vast dat het bombardement een daad was van buitenproportioneel geweld. `De Britten hoefden Soerabaja niet te bombarderen. Het doel was de geallieerden in de stad te ontzetten. Dat had ook gekund door alleen parachutisten te laten landen. Het bombardement was voor een deel ingegeven door wraakgevoelens over de dood van Mallaby. En het liep uit op een ramp. De Britten speelden de pemoeda’s in de kaart: de noodzaak van een gewelddadige revolutie tegen het kolonialisme was nu schitterend aangetoond. Zonder het bombardement van Soerabaja hadden de verschillende partijen misschien de weg van de diplomatie gekozen. Het betekende de escalatie van het conflict in Indonesië. Opvallend genoeg hoor ik daarvoor nooit verontschuldigingen van Britse kant.’

De Amerikaanse historicus Frederick is het niet helemaal eens met Reid: `Het is de vraag of het de Britten gelukt was de stad te bezetten zonder te bombarderen. Ze hadden al een mislukte poging gedaan. Het is heel aantrekkelijk om te zeggen dat het geweld niet noodzakelijk was, maar ik twijfel of dat een realistisch standpunt is.’ De Britse ambassadeur in Jakarta heeft op 10 november 2000 namens zijn regering wel `diepe spijt’ betuigd voor het harde ingrijpen in Soerabaja. Toch bleef Londen erbij dat de aanval `moeilijk te vermijden’ was.

Frederick vindt deze spijtbetuiging al te ver gaan: `Ik ben ertegen dat de Britten hun excuses aanbieden zonder erbij te zeggen dat het geweld van Indonesische zijde minstens zo barbaars was. Dat geeft een verkeerd beeld: slechte Europeanen die weerloze en vredelievende inlanders bombardeerden. De Indonesiërs zouden zich zelf moeten excuseren voor het afhakken van hoofden en geslachtsdelen van Britse soldaten en het afslachten van Nederlandse vrouwen en kinderen.’

Gigantische panamahoeden

Op 13 juni 1946 dragen de Britten het gezag over Indonesië weer over aan de Nederlanders. Die zijn intussen begonnen een eigen leger in de archipel op te bouwen. De Verenigde Staten helpen ze daarbij. Over de rol van Amerika in het Nederlands-Indonesische conflict verschijnt in september dit jaar een boek van Frances Gouda en Thijs Brocades Zaalberg. Frances Gouda is een `Nederlandse Amerikaanse’ en is sinds 1 juni hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. `In Amerika en Nederland bestaat de mythe dat de Verenigde Staten van het begin af aan achter de Indonesische republiek stonden,’ zegt zij. `Zelfs Bill Clinton gelooft dat, zoals bleek uit zijn felicitaties aan de Indonesiërs bij het vijftigjarige onafhankelijkheidsfeest in 1995. Hij verklaarde dat “er aan jullie vrijheidsstrijd krachtige diplomatieke steun werd geboden door president Truman en ons Congres, zodra jullie natie werd geboren”. In ons nieuwe boek prikken we dat eenzijdige beeld door.’

Zeker in het begin bewaren de Verenigde Staten een welwillende neutraliteit in het voordeel van Nederland. Per slot van rekening is dat land een `oude vriend’ uit de Tweede Wereldoorlog. Nederlands-Indië moet een belangrijke rol spelen in de wederopbouw van Europa, als een `reddingssloep’ vol olie, rubber, tin, koffie en thee. Gouda: `Er was 86 miljoen dollar aan Marshall-geld uitgetrokken voor het herstel van de kolonie. Dat ging bijna helemaal op aan bewapening, net als het overige geld dat Den Haag kreeg uit het Amerikaanse fonds voor de wederopbouw. De militaire operatie in Indonesië heeft van Nederland een enorme inspanning gevergd. Er zijn volgens schattingen tussen de 140.000 en 170.000 soldaten ingezet, eentiende van de mannelijke bevolking van twintig tot vierenveertig jaar. Zonder de Marshallhulp had Nederland de actie nooit van de grond gekregen. Zoals een hoge Amerikaanse ambtenaar in 1948 aan een Australische diplomaat bekende: “Holland wordt slechts door de Verenigde Staten drijvend gehouden.” De Nederlanders kochten bijna al hun wapens in Amerika, inclusief tanks en vliegtuigen. De Britten, die de halsstarrige Nederlanders met de nationalisten aan de onderhandelingstafel proberen te krijgen, ergerden zich daaraan. Ook de Indonesische regering heeft een keer om Amerikaanse wapens gevraagd, maar kreeg nul op het rekest.’

Volgens Gouda was de pro-Nederlandse houding van de Amerikanen deels te danken aan de partijdige berichtgeving van hun consul in Batavia, Walter Foote. In het boek beschrijft ze deze Texaan als een koloniaal van de oude stempel, `met zijn witte linnen pakken en gigantische panamahoeden’. In ambtsberichten geeft Foote blijk van dezelfde racistische vooroordelen en zelfingenomenheid als zijn Nederlandse vrienden. Hij bezweert zijn meerderen in Washington dat de bevolking van Indonesië niets moet hebben van het nationalisme en `volslagen apathisch’ is, tevreden met haar rijstvelden en waterbuffels. Bovendien zou de republikeinse regering `ritselen van de communisten’. De Amerikanen, bevangen door het Koude Oorlog-denken, gokken er voorlopig op dat de Nederlanders hun kolonie weer onder controle zullen krijgen.

Antikoloniale retoriek

Langzaamaan verandert de Amerikaanse houding. De Eerste Politionele Actie in 1947 wekt diepe verontwaardiging bij de Britse en Australische bondgenoten. Londen verbiedt de verkoop van wapens aan het Nederlandse leger in Indonesië. De Australische minister Evatt lobbyt succesvol bij de Verenigde Naties om een Commissie van Goede Diensten in te stellen. Die moet zoeken naar een vreedzame oplossing van het koloniale conflict. Het Amerikaanse commissielid Frank Graham begrijpt al snel dat zijn regering door consul Foote is misleid. In oktober 1947 wordt deze vervangen.

`Vanaf die tijd werd de Amerikaanse regering beter geïnformeerd,’ zegt Gouda. `Dat betekende op den duur een verandering van het beleid. Maar in januari 1948 sloten de strijdende partijen op het Amerikaanse schip Renville nog een akkoord dat in het voordeel was van Nederland. De Verenigde Staten oefenden zware druk uit op het republikeinse kabinet om het te aanvaarden.’ De Nederlandse voorstellen voor een federaal Indonesië binnen het Koninkrijk worden grotendeels gehonoreerd, en de gebieden die tijdens de eerste militaire campagne zijn veroverd mogen in Nederlandse handen blijven. De Amerikanen zullen erop toezien dat Nederland snel een referendum uitschrijft, waarin de Indonesische bevolking kan kiezen tussen een republikeinse en een federalistische staatsvorm. Als dat naar de zin van de Indonesiërs te lang op zich laat wachten, spreken ze van het `verraad van Renville’.

`Daarna was het snel afgelopen met de Amerikaanse steun aan Nederland,’ aldus Gouda. `De ergernis over het onbetrouwbare en treuzelende gedrag van de voormalige kolonisator groeide met de dag. Het Australische lid van de Commissie van Goede Diensten Thomas Critchley deed de Nederlandse voorstellen voor geleidelijke dekolonisatie af als propaganda en “regelrechte fraude”. Zijn Amerikaanse collega Coert Du Bois en diens opvolger Merle Cochran koersten vanaf augustus 1948 steeds duidelijker af op onvoorwaardelijke dekolonisatie.’

Ook de publieke opinie in de Verenigde Staten staat kritisch tegenover de Nederlanders. Sommige vakbonden zijn al vroeg na de Tweede Wereldoorlog de straat op gegaan om te demonstreren voor vrijheid van Indonesië. Keer op keer wordt de Amerikaanse Onafhankelijksheidsverklaring uit 1776 aangehaald om sympathie te betuigen aan het Indonesische volk. Het is verkiezingsjaar, en president Harry Truman voelt de hete adem van zijn republikeinse rivaal Thomas Dewey. Het grootste gevaar voor de democraten komt van de linkse kandidaat Henry Wallace, leider van de Progressive Party. Met zijn antikoloniale retoriek kan hij veel democratische kiezers wegkapen. Zo dwingt Wallace president Truman tot een hardere opstelling tegenover Nederland.

Bovendien beginnen de Amerikanen te beseffen dat Nederland de oorlog in Indonesië niet kan winnen. Hoe langer het geweld duurt, zo redeneren ze, hoe groter de kans dat de Indonesische bevolking radicaliseert en in de armen van Moskou wordt gedreven. `Het leek erop dat een sterke regering van Soekarno en Hatta de beste garantie bood tegen een communistische machtsovername,’ aldus Gouda. ‘Die vermoedens werden bevestigd toen de nationalistische regering en haar leger in september 1948 het hoofd wisten te bieden aan een communistische staatsgreep in Madiun.’

Gouda vertelt dat op 17 december 1948, vierentwintig uur voordat de Nederlandse regering besluit tot de Tweede Politionele Actie, in Washington een vertrouwelijk gesprek plaatsheeft tussen de George Kennan, George Marshall en Robert Lovett. Deze drie architecten van het buitenlandse beleid besluiten dat Amerika de Republiek Indonesië moet erkennen. Amerika zal Nederland onder druk zetten door de Marshallhulp aan Indië in te trekken. Daarnaast moet Washington andere landen mobiliseren om de Hollanders tot onderhandelingen te dwingen. Gouda: `Ik vraag me af of Den Haag het besluit tot een nieuwe militaire campagne ook had genomen als men van dit gesprek had geweten. Het was duidelijk dat de zaak verloren was. Tegen de Amerikanen kon Nederland niet op.’

De vraag blijft waarom de Verenigde Staten niet eerder partij kozen voor Indonesië. Volgens Gouda had de regering-Truman eigenhandig het Nederlands-Indonesische conflict kunnen oplossen als zij dat had gewild. Maar zelfs na de Tweede Politionele Actie leveren de Amerikanen nog militair materiaal aan de Nederlandse troepen in Indonesië. Dit tot afgrijzen van de Australische regering. Pas in januari 1949 is de regering-Truman bereid op te komen voor het recht op zelfbeschikking van de Indonesiërs. Dan stemt ze voor de VN-resolutie die Nederland veroordeelde wegens zijn agressie tegen Indonesië en zijn poging het gezag over de oud-kolonie te herstellen. `Dan pas maken de Verenigde Staten een einde aan hun gedraal, dat ervoor had gezorgd dat het Nederlands-Indonesische conflict zo lang kon doorwoekeren en zoveel mensenlevens eiste.’

Van Indië tot Indonesië

1945
15 augustus Japan capituleert. Nederlands-Indië komt onder commando van de Britse admiraal Mountbatten; de oostelijke eilanden zijn door Australische troepen bezet.
17 augustus Soekarno en Hatta roepen de Republiek Indonesië uit.
8 september Britse militairen landen in Batavia; begin van de bersiap: een gewelddadige straatrevolutie van Indonesische jongeren (pemoeda’s); in dezelfde maand begint de Australische Waterside Workers Federation (WWF) een anti-Nederlandse boycot (tot eind 1947).
10-13 november De Britten bombarderen Soerabaya in antwoord op de permoeda-terreur.

1946
13 juni De Britten dragen het formele gezag over Indonesië over aan Nederland.
14-24 april De Hoge Veluwe-conferentie in Hoenderloo tussen de Nederlandse en de Indonesische regering mislukt.
29 november De laatste Britse troepen verlaten Indonesië.
30 november Amerika geeft gratis 118 vliegtuigen, 45 tanks, 459 jeeps, 170 stuks artillerie en ontelbare handvuurwapens aan het Nederlandse leger in Indonesië.
11 december Nederlandse commando’s ‘pacificeren’ Zuid-Celebes ten koste van veel burgerslachtoffers (tot 28 januari 1947); de VN stellen een Commissie van Goede Diensten in.

1947
25 maart Akkoord van Linggadjati over een onafhankelijk, federatief Indonesië binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
20 juli – 29 augustus Eerste Politionele Actie
oktober Walter Foote vervangen als Amerikaans consul in Batavia

1948
17 januari Renville-akkoord, in grote lijnen een herhaling van Linggadjati.
18-30 september Communistische Madiun-opstand door Republikeins leger neergeslagen
17 december Bijeenkomst op het State Department in Washington: Amerika keert zich tegen Nederland en ten gunste van de Republiek Indonesië.
19 december Begin van de Tweede Politionele Actie; Republikeinse regering in Yokjakarta gevangen genomen

1949
28 januari VN-resolutie: Nederland moet de strijd staken en de Indonesische regering vrijlaten.
7 mei Staakt-het-vuren
23 augustus – 2 november Ronde-Tafelonderhandelingen in Den Haag
27 december Soevereiniteitsoverdracht in Amsterdam

William H. Frederick is docent geschiedenis aan Ohio University in Athens. Hij studeerde af in Yale en was daarna onder meer verbonden aan de Universiteit van Hawaii. Het kolonialisme in Zuidoost-Azië boeide hem van begin af aan. In 1989 verscheen Vision and Heat over de Indonesische revolutie. In dit boek komt het Britse aandeel ruim aan bod, evenals in Between intent and circumstance: causative factors in the British intermezzo in Java (1945) uit 1996.

Frances Gouda (1950) hield op 1 juni jongstleden haar oratie als hoogleraar vrouwenstudies aan de Universiteit van Amsterdam. Zij promoveerde aan de Universiteit van Washington in Seattle en was docent aan verschillende Amerikaanse universiteiten. In 1998 schreef zij samen met Julia Clancy-Smith Domesticating the Empire: Languages of gender, race, and family life in French and Dutch colonialism, 1830-1962. Het binnenkort te verschijnen boek The Indonesia connection over de Amerikaanse rol in de dekolonisatie van Indonesië is haar eerste uitstap naar de politieke geschiedenis.

J.J.P. de Jong (1941) is als historicus en Azië-deskundige verbonden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. In 1988 promoveerde hij in Utrecht op Diplomatie of strijd over de Nederlandse dekolonisatiepolitiek. In dit proefschrift begon De Jongs ‘revisionistische’ overtuiging vorm te krijgen dat Nederland tussen 1945 en 1949 streefde naar dekolonisatie in plaats van rekolonisatie. In 1999 verscheen De waaier van het fortuin, een goedverkopende, integrale geschiedenis van Nederlands-Indië.

Anthony Reid (1939) is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van California in Los Angeles. Hij studeerde in Wellington en Cambridge en doceerde aan verschillende universiteiten in Australië, Indonesië en de Verenigde Staten. Al vroeg raakte hij gefascineerd door de geschiedenis van Indonesië. Over de rol van zijn landgenoten in de revolutieperiode schreef hij Australian military forces and the independence movement in Eastern Indonesian 1945-6 (1973) en Australia and Indonesia’s struggle for independence (1995).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.