Home Dossiers Eerste Wereldoorlog Duitsland na de Eerste Wereldoorlog

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog

  • Gepubliceerd op: 19 oktober 2018
  • Laatste update 16 mrt 2023
  • Auteur:
    Maarten van Riel
  • 11 minuten leestijd
Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Cover van
Dossier Eerste Wereldoorlog Bekijk dossier

Na vier helse jaren capituleerden de Duitsers op 11 november 1918 – een moment waar de hele wereld naar had uitgekeken. Maar wat gebeurde er met de Duitsers en Duitsland na de Eerste Wereldoorlog? Wat schreven militairen, verpleegsters en burgers een dag na de wapenstilstand in hun dagboeken?

Fine day, but cold and dull,’ noteerde de Britse opperbevelhebber Douglas Haig op 11 november 1918. Om precies elf uur in de ochtend daalde een verloren gewaande stilte over het westfront neer en begon een uitzinnig feest: na vier jaar, veertien weken en twee dagen was de Eerste Wereldoorlog eindelijk voorbij. ‘Oh Boy! Thank God! This is the day we have been working and fighting for!’ jubelde een Amerikaanse frontsoldaat in zijn dagboek, terwijl veel Duitse soldaten droogjes constateerden: ‘Der Krieg ist zu Ende. Wir haben ihn verloren.’ Maar wat gebeurde er de volgende dag, op 12 november?

Meer lezen over de Eerste Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Vrede aan het westfront was lange tijd een utopie. De Duitsers waren op 21 maart 1918 nog aan een omvangrijk voorjaarsoffensief begonnen, terwijl aan het oostfront de oorlog deels was gestaakt. Later in 1918 werd aan twee andere fronten ook de strijd beëindigd: op 30 oktober had Turkije een afzonderlijke wapenstilstand met de geallieerden getekend en een paar dagen later eindigde de Slag bij Vittorio Veneto, waarop ook Oostenrijk-Hongarije inbond. 


1732 pagina’s ellende: Korporaal Louis Barthas houdt in negentien notitieboekjes alle verschrikkingen bij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Aan het westfront en in Afrika ging de strijd door tot het bittere eind. De geallieerden hadden als reactie op het Duitse voorjaarsoffensief de tegenaanval ingezet, waardoor de oorlog in alle hevigheid oplaaide. ‘Ik kan niet geloven dat God bestaat. Het is te verschrikkelijk voor woorden. Nummer 3 [veldhospitaal] werd getroffen door voltreffers en nummer 1 ontving meerdere blindgangers. Wij nemen hun patiënten over. De granaten vliegen het achterland in. Een kantine werd getroffen, 23 jongens dood,’ schreef de jonge Australische verpleegster Alice Ross-King.

Maar op 11 november werd om vijf uur in de ochtend de wapenstilstand ondertekend in een treinstel in het Forêt de Compiègne. De wapens zouden pas om klokslag elf uur worden neergelegd, dus voerden Britse toestellen bombardementen uit, gingen de Amerikanen in de aanval bij de Maas en daalden langs het gehele front granaten neer – met als resultaat dat er op die slotdag van de oorlog nog bijna 3000 doden vielen. 

Ontgoocheling in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog

Toen de wapens eindelijk zwegen, werden de manschappen door de nieuwe werkelijkheid overvallen. ‘Het voelde als een anticlimax. Na zo’n lange periode van intens vechten en de blootstelling aan extreem gevaarlijke situaties was het moeilijk om ineens geen duidelijk doel voor ogen te hebben,’ aldus een Canadese officier, die tot kort voor elf uur nog had gevochten bij Mons. Opperbevelhebber Haig had die ontgoocheling voorzien: ‘Vaak zijn de beste strijders de lastigste personen in tijden van vrede!’

De Franse korporaal Louis Barthas ondervond hoe de legerleiding deze ‘verveling’ poogde te bestrijden. In de middag van 11 november hoorde Barthas de fluitjes van zijn adjudanten klinken. ‘Nu een oefening! Op een dag die zo indrukwekkend was dat hij zelfs in de komende eeuwen niet vergeten zal worden. Het was pesterij. Morrend trokken we naar het oefenveld.’

Op 12 november 1918 ontvingen de geallieerde eenheden een brief van de Franse maarschalk Ferdinand Foch, waarin hij de onuitputtelijke energie en wilskracht van de manschappen prees. ‘Jullie hebben de belangrijkste slag in de geschiedenis gewonnen en redding gebracht aan de meest heilige zaak die er bestaat, de vrijheid van de wereld.’ Nog voor de circulaire was verzonden, was iedereen rondom Mons al gewekt door zware explosies: mijnen met een vertraagde ontsteker hadden even de indruk gewekt dat de oorlog toch niet voorbij was.

‘Dit is geen vrede, dit is een wapenstilstand voor twintig jaar.’

Voor veel mannen en vrouwen aan de frontlinie was dinsdag 12 november een rustdag. ‘Deze dag werd beschouwd als een feestdag,’ aldus een dagboekschrijver van een eenheid in Anzin. ‘In de namiddag paradeerde het bataljon naar het theater in Valenciennes, waar een concert plaatsvond.’ Alice Ross-King ging op 12 november vanuit Rouen voor een dagje naar Parijs. ‘We hoefden geen kaartje te kopen en niemand vroeg ons om onze pas.’ Omdat soldaten niet zomaar hun positie konden verlaten om vertier te zoeken in een naburige stad, organiseerden ze voetbalwedstrijden en feesten.

Voor anderen was het een dag als alle andere: een veldkassier vertrok ’s ochtends naar de Banque de France in Lille en keerde terug met 1 miljoen franc, pioniers van het West Yorkshire Regiment gingen verder met het herstellen van wegen in de Belgische provincie Henegouwen, terwijl de Royal Lancers in Eccles een noodbrug bouwden. Soldaten van het 34th Battalion London Regiment gingen op onderzoek uit. Ze verlieten hun eigen positie en inspecteerden de Duitse stelling waar ze sinds 5 november op hadden gevuurd. Hun inspectietocht had een ontnuchterend effect: ‘Het prikkeldraad en de machinegeweerposities zijn niet getroffen door onze artillerie. 


Eigen geld: Terugkerende Britse soldaten wisselen hun francs om bij Waterloo Station.

Duitse soldaten en officieren begonnen op dinsdagochtend 12 november aan de onvermijdelijke terugtocht, zoals de 41-jarige Theodor Zuhöne, die al sinds augustus 1914 aan het westfront diende. Hij had de avond voor de Abmarsch een paar flessen ontkurkt: ‘De volgende ochtend zijn we om 8 uur vertrokken. De dag begon fris, later brak de zon door.’

De Belgische burgerbevolking deed haar best om de Duitse soldaten te vernederen tijdens de terugtocht: de inwoners etaleerden massaal geallieerde vlaggen en koperwerk, zoals potten en pannen die ze volgens Duitse voorschriften hadden moeten inleveren. Veel tijd om daar boos over te worden was er niet blijkens het dagboek van Sebastian Heinlein. Tijdens die eerste dag liepen de soldaten een behoorlijke afstand: ‘Van Droogenbosch [Brussel] naar Waver, 32 kilometer.’ Ook de volgende dag legden ze 30 kilometer af, en na een rustdag opnieuw 30 kilometer op 15 én 16 november.

Haat tegen Duitsland na de Eerste Wereldoorlog

Maar het waren niet alleen de Duitsers die in beweging kwamen; ook geallieerden eenheden maakten zich op voor vertrek. De voorwaarden van de wapenstilstand waren op 12 november het gesprek van de dag. Duitsland moest alle bezette gebieden opgeven, inclusief Elzas-Lotharingen, dat sinds 1871 Duits grondgebied was. Ook moest het de westoever van de Rijn en drie bruggenhoofden op de oostoever bij Mainz, Koblenz en Keulen ontruimen.

Er werd een geallieerde bezettingsmacht geformeerd onder leiding van maarschalk Foch, die eind december 1918 ruim 6 procent van Duitslands grondgebied zou bezetten, waar 7 miljoen mensen woonden. Sommige eenheden, zoals de Dragoon Guards, volgden op 12 november de Duitsers in hun kielzog, terwijl de Royal Lancers eerst de noodbrug in Eccles voltooiden en pas op 16 november hun marsorders ontvingen – ze moesten overigens eerst naar Florennes om burgers tot de orde te roepen die een munitiedepot aan het plunderen waren.

‘Ik moet verder met mijn leven, maar mijn hart is dood.’

De inwoners van de dorpen die gepasseerd werden, waren volgens het dagboek van de Royal Lancers ‘erg demonstratief in hun verwelkoming en unaniem in hun haat tegen de Duitsers’. In St. Aubin werd dit cavalerieregiment opgehouden door de burgemeester: hij wilde met de mannen op de foto.

Hoewel de oorlog voorbij was, konden veel soldaten nog niet naar huis: ze lagen in ziekenhuizen, werden ingedeeld bij de Rijnlandse bezettingsmacht of mengden zich in de Russische Burgeroorlog. Andere eenheden werden ontbonden, waarbij mijnwerkers en 18-jarige voorrang genoten. De niet-gedemobiliseerde soldaten vulden hun dagen met voetbal- en bokswedstrijden, bezochten kerkdiensten en verkochten via veilingen hun paarden aan de lokale bevolking.

Voor de Duitsers duurde de demobilisatie zo lang als de terugtocht duurde. Artillerieofficier Eduard Ritter von Gartmayr deed er een maand over om van het westfront naar München te lopen. Voor de Fransman Louis Barthas duurde het wat langer: pas op 14 februari 1919 kreeg hij in Narbonne te horen dat hij na 54 maanden naar huis kon. Barthas was woedend en vastberaden zijn afkeer van de oorlog over te dragen aan zijn kinderen. ‘Ik zal hun zeggen dat het Vaderland, de Roem, de militaire eer en de lauwerkransen maar ijdele woorden zijn die verhullen dat de oorlog een gruwelijke, smerige, wrede aangelegenheid is.’ 


Voorpagina Daily Colonist

Terwijl Barthas naar het zuiden van Frankrijk liep, bevond Alice Ross-King zich op een schip naar Australië. ‘De troepen zijn blij dat ze naar huis gaan, maar vragen zich af of ze weer in de maatschappij passen.’ Dat gold ook voor haarzelf: vier maanden voor de wapenstilstand was haar verloofde gedood bij gevechten. ‘Ik zal verder moeten gaan met mijn leven […], maar mijn hart is dood.’ Veel gewonde soldaten bezweken na de wapenstilstand aan de Spaanse griep of werden gek en sprongen uit het raam van het ziekenhuis waar ze lagen, zoals de Amerikaanse verpleegster Olga Krieger meemaakte in Bretagne.

Voor Belgische en Franse burgers begon na de wapenstilstand een verwarrende periode van feest, wederopbouw, rouw en wraak – er werd ‘jacht’ gemaakt op vrouwen die zich met de bezetter hadden ingelaten. De Brusselse Henriette Bovy had haar beide zoons verloren en bezocht op 18 november met haar dochter een bevrijdingsfeest. ‘We keren moeizaam huiswaarts […] Aline en ik stappen wenend door de donkere straten naar huis.’ 

Hoe nu verder?

Het einde van de Eerste Wereldoorlog was het begin van een nieuwe politieke chaos in Europa, en dat was ook in Nederland merkbaar: de Duitse keizer Wilhelm II ontwaakte op 12 november 1918 in Nederland, in een kamer van kasteel Amerongen. Wilhelm had in oktober Berlijn verlaten, waarna revolutionaire krachten door de Duitse hoofdstad gierden, met Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg als de vaandeldragers van ‘het rode gevaar’. Kort voor de wapenstilstand werd het Duitse keizerrijk opgeheven en de keizer verbannen.

Ook in Nederland was het onrustig en waren mensen bevreesd voor een socialistische revolutie. SDAP-voorman Pieter Jelles Troelstra had op 11 november in Rotterdam ‘de revolutie’ aangekondigd, en die oproep herhaalde hij de volgende dag in de Tweede Kamer. Troelstra had geen vertrouwen in de parlementaire democratie en eiste het aftreden van de regering. Maar er kwam helemaal geen revolutie, en de Nederlandse regering stelde hervormingen in het vooruitzicht ‘met de snelheid die past bij de polsslag van dezen tijden’.

Pieter Jelles Troelstra eist het aftreden van de regering.

Zelfs in Zwitserland was het even onrustig, terwijl het elders in Europa langer rommelde. Het einde van de oorlog had nieuwe naties voortgebracht, zoals Polen, Finland, Hongarije, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije, maar erg stabiel waren deze jonge landen niet. Nationalistische doctrines overheersten bijvoorbeeld in Polen, dat begin 1919 al in oorlog raakte met Rusland.

In politiek opzicht duurde het niet lang voor de euforie van november 1918 volledig was getemperd: terwijl de Spaanse griep om zich heen greep, werd duidelijk dat een chaotische en onvoorspelbare nieuwe wereld vorm begon te krijgen. ‘Vandaag wordt metterdaad wereldgeschiedenis geschreven […] het gaat ook om de keuze tussen West en Oost, tussen oorlog en vrede, tussen een bedwelmende utopie en de grauwe dagelijkse sleur,’ schreef de Duitse diplomaat Harry Graf Kessler in januari 1919. Een halfjaar later werd het Verdrag van Versailles getekend, precies vijf jaar nadat in Sarajevo het startschot voor de oorlog was gegeven. Maar tegen die tijd had zelfs maarschalk Foch weinig goede hoop en sprak hij de veel geciteerde profetische woorden: ‘Dit is geen vrede, dit is een wapenstilstand voor twintig jaar.’ 


Gehavend: Gebutst en gebroken gaan soldaten terug naar hun woonplaats. Schilderij door Mitrofan Borissowitsch Grekov, 1919.

Ondanks die onrust en getemperde euforie pakten veel mensen het ‘gewone’ leven weer op. Alice Ross-King ontmoette op het schip naar Australië haar toekomstige echtgenoot – met wie ze vier kinderen kreeg – en ontving onderscheidingen voor haar inzet aan het westfront. Barthas arriveerde bij zijn gezin in het gehucht Peyriac, waar hij genoot van stil geluk: ‘bij de haard zitten, in mijn bed slapen, wakker worden en de luiken horen klapperen in de wind die door de hoge platanen waait.’

Hij gaf geen ruchtbaarheid aan zijn dagboeken (negentien schoolnotitieboekjes met 1732 handgeschreven pagina’s) en was getuige van nog een wereldoorlog. Vijfentwintig jaar na zijn dood werden zijn getuigenissen pas ontdekt en integraal uitgegeven: zijn Oorlogsdagboeken werden een wereldwijd succes. 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2018