Home Tijdschrift: TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

Tijdschrift: TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

  • Gepubliceerd op: 18 september 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

Iedere keer als ik word geconfronteerd met Erik van Ree voel ik een soort onbehagen. Wie is Erik van Ree? Een socioloog, die inmiddels al meer dan twintig jaar verbonden is aan het Oost-Europa Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Van Ree begon zijn carrière in de jaren zeventig als lid van de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland. Dat was een communistische sekte, die voorzitter Mao als goeroe aanbad. Van Ree ontpopte zich als een van zijn meest fanatieke en talentvolle aanhangers. Het fanatisme heeft Van Ree ook na zijn geloofsafval in 1981 nooit verlaten. Of hij nu stelling nam tegen de monarchie of voor vrije verstrekking van drugs – hij deed het op zo’n humorloze en felle toon, dat je de oude maoïst onmiddellijk herkende.

Maar ook zijn talent is nooit verdwenen. Van Ree heeft de afgelopen jaren een reeks boeiende studies gepubliceerd over het communisme, waarvan De totalitaire paradox (waarin hij zowel de angst als de bewondering voor dictators als Stalin en Mao analyseert) een hoogtepunt moet worden genoemd. Daaruit bleek al dat Van Ree nog altijd in het groot denkt. Als revolutionair ging het hem om niets minder dan de wereldrevolutie, als wetenschapper wil hij ook hoog grijpen. Van hem hoef je geen werk te verwachten over het communisme in Beerta of Finsterwolde. Nee, voor minder dan Mao of Stalin is Van Ree nooit warm gelopen. Al jaren wordt zijn politieke biografie van Stalin aangekondigd. En warempel, in Tijdschrift voor Geschiedenis (3-2000) staat dat hij die heeft voltooid.
Als dat boek lijkt op het artikel dat Van Ree in het Tijdschrift voor Geschiedenis heeft geschreven, is duidelijk wat we kunnen verwachten: moeizaam geschreven, maar desondanks interessante kost. Van Ree wijdt ditmaal uit over het roemruchte marxistische begrip ‘dictatuur van het proletariaat’. Volgens Van Ree dacht Marx ‘democratisch-dictatoriaal’. Marx’ ideaal was dat de arbeidersklasse via algemeen kiesrecht alle macht in handen zou krijgen. De volksvertegenwoordiging zou vervolgens een dictatuur moeten instellen en de ‘oude instituties’ moeten vernietigen. In Marx’ denken was geen ruimte voor de deling (in rechterlijke, wetgevende en uitvoerende) der macht, zoals die door Montesquieu in de achttiende eeuw was bedacht. Integendeel, de volksvertegenwoordiging (de wetgevende macht) zou dictatuur dienen uit te oefenen over de uitvoerende macht en de bureaucratie dienen te vernietigen. De oorspronkelijk democratische gedachte van Marx (alle macht aan de volksvertegenwoordiging) verkeerde zo in het dictatoriale tegendeel.
Lenin deelde Marx’ afkeer van de bureaucratie. Maar hij zwalkte. Nu eens beweerde hij dat de bureaucratie vernietigd diende te worden, dan weer dat de macht ervan zou moeten worden overgenomen door de Sovjets. Hoe democratisch die gedachte was, bleek in 1918 toen de Grondwetgevende Vergadering uiteengejaagd werd en de ‘bourgeoisie’ het kiesrecht werd ontnomen. Stalin zette het begrip ‘dictatuur van het proletariaat’ definitief overboord en sprak van de ‘democratie van de werkers’. De partij zou de voorhoede van die werkers zijn. Alle mooie frasen culmineerden in 1936 in een grondwet, die wel de meest democratische ter wereld is genoemd. Op dat ogenblik was de Grote Terreur, die aan duizenden communisten en andere Russen het leven zou kosten, in alle hevigheid losgebarsten. Je zou in lachen uitbarsten als het niet om te huilen was.

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS.
Los nummer ƒ 35, -. Telefoon: 0592-379555.


Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €3,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.