Home Reisbijlage: De Opstand

Reisbijlage: De Opstand

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Sabien Onvlee en Robert Slagt

De Opstand – die vroeger de Tachtigjarige Oorlog werd genoemd – is lang voorgesteld als een protestants-patriottische vrijheidsstrijd; een zwart-witgevecht tussen schijnheilige katholieken en onderdrukte calvinisten. Maar die verklaring is achterhaald. Het geschil tussen de Nederlandse gewesten en de Spaanse Kroon was eerder een aaneenrijging van toevalligheden met een even onverwacht als onbedoeld resultaat: de onafhankelijke Republiek. Met elke nieuwe wetenschappelijke publicatie wordt dit fragmentarische beeld van wisselende allianties en belangen verder genuanceerd. Maar de bruine informatiebordjes van de ANWB, de folders van de VVV, en de negentiende-eeuwse standbeelden van de leiders van de Opstand houden onverminderd vast aan het oude vertrouwde heldenepos. Deze reisbeschrijving tracht beide visies op de Opstand in beeld te brengen. Zes steden vertellen het verhaal van de Opstand: Delft, Leiden, Brielle, Breda, Antwerpen en Brussel.



Dag 1: Delft en Leiden
 

‘Liever Turcks dan Paaps’
‘RESPECT Willem de Zwijger,’ staat in het gastenboek van het Stedelijk Museum het Prinsenhof in het oude centrum van Delft. Een bezoekende scholier is geraakt door de kogelgaten in de muur, onder aan de oude houten trap naar de eerste verdieping. Het zijn stille getuigen van de dramatische moordaanslag op Willem van Oranje in 1584. In de gewelfde kloostervertrekken waar de prins zijn laatste uren doorbracht hangt nog steeds een sombere, gewijde sfeer. De vertrekken ogen sober. Willem was beter gewend. Hij bracht een groot deel van zijn jeugd door aan het Brusselse hof van Karel V en bezat een kasteel in Breda. Zijn keus voor het Delftse St.-Agatha-klooster als vestigingsplaats was dan ook niet ingegeven door de ambiance, maar door de dikke Delftse stadsmuren die hem veiligheid moesten verschaffen. 
      In het Prinsenhof is weinig nationale dramatiek rondom de moord voelbaar. Zou het verhaal van deze moord niet veel indringender kunnen worden verteld? Vlak bij de plaats van het misdrijf is een aardige video te zien, maar in de eetzaal, waar Willem net had getafeld voordat hij werd verrast door Balthasar Gerards, herinnert vrijwel niets aan zijn laatste middagmaal. Vreemd is ook dat alle luiken van zijn voormalige werkkamer, vanwaar hij een prachtig uitzicht had op de Oude Kerk, gesloten zijn. En wie heeft besloten om juist hier ‘eigentijdse ecolinekunst’ tentoon te stellen? 
      Snel verder dus naar de Nieuwe Kerk op de Grote Markt. Op dit plein werd Balthasar Gerards gefolterd en terechtgesteld. De moordenaar van Willem van Oranje werd kort na de aanslag in de kraag gegrepen. Hij bekende onmiddellijk: het ging hem niet om de 25.000 kronen die Filips II op het hoofd van Willem had gezet. Hij handelde uit religieuze overtuiging. En standvastig was hij: de meest gruwelijke martelpraktijken werden op de Fransman losgelaten, maar volgens ooggetuigen kwam er nog geen ‘Wee mij’ over zijn lippen. 
      Even verderop, in de Nieuwe Kerk, bevindt zich Oranjes praalgraf. De vermoorde stadhouder had eigenlijk bijgezet moeten worden in het familiegraf in Breda, maar die stad was in 1584 in Spaanse handen. Dus werd het Delft, waar in 1614 een imposant herdenkingsmonument werd onthuld. Hendrik de Keyser en zijn zoon haalden alles uit de kast om de onovertroffen kwaliteiten van Oranje uit te venten: het monument bestaat uit veel marmer en sierlijke beelden. Huygens leverde het lofdicht, waarin de prins geprezen wordt omdat hij ‘zeer krachtige legers, voor het meerdendeel met eigen geld, twee keer heeft gelicht en twee keer heeft aangevoerd’. Dat er van die veldtochten bar weinig terechtkwam, houdt de dichter wijselijk voor zich.

[kader]
Bij Maurits werd niet gemuit

Wie bij een internet-zoekmachine de woorden ‘Tachtigjarige’ en ‘Oorlog’ intikt, krijgt steevast als eerste hit de website van de Vereniging Militaire Living History. Dat is een club van hobbyisten die graag historische veldslagen naspelen. De Opstand is een van hun favoriete thema’s. Drie keer per jaar trekken zij erop uit, verkleed als piekeniers en gewapend met hellebaarden. Belangstellenden zijn van harte welkom. 
      Geïnteresseerden in de militaire kant van de Opstand kunnen ook terecht in het Legermuseum in Delft. Dat heeft een vrij grote afdeling die is gewijd aan de Tachtigjarige Oorlog, zoals de strijd tegen de Spanjaarden hier nog wordt genoemd. Er zijn maquettes over het Ontzet van Leiden en de Slag bij Coevorden, en er is veel aandacht voor Maurits, de zoon van Willem van Oranje, die op het slagveld erg succesvol was. 
      De interactieve audiovisuele presentatie die aan de veldheer-prins is gewijd, is nogal hilarisch van toon (‘Hallo, ik ben prins Maurits’) en wordt gesponsord door de landmacht. Toch wordt hier goed duidelijk waarom Maurits, die zich liet inspireren door de klassieke Romeinse krijgskunst, zo’n bekwaam veldheer was. Hij was verantwoordelijk voor een aantal baanbrekende vernieuwingen die in heel Europa navolging kregen. Zo liet hij als eerste prachtig geïllustreerde handleidingen drukken waarin beschreven stond hoe je een musket moest laden en afvuren. Ook liet hij zijn voetvolk eindeloos marcheren in kleine formaties, wat hen op het slagveld zeer wendbaar maakte. Dat kwam hem bij de Slag bij Nieuwpoort goed van pas. Bovendien voerde hij een keiharde discipline door en betaalde hij zijn huursoldaten altijd op tijd. Bij Maurits werd dus niet gemuit.  
[einde kader]

Leiden
Het magere bronzen ventje naast de bloemenstal voor NS-Station Lammenschans heft zijn ene hand ten hemel. In de andere torst hij een zware kookpot. Het beeld stelt de weesjongen Cornelis Joppenszoon voor, het symbool voor het legendarische ontzet van Leiden in 1574. In de vroege ochtend van 3 oktober ontdekte hij als eerste dat de Spanjaarden hun stellingen rond de stad hadden verlaten. Zij hadden de komst van de watergeuzen, die de stad konden bereiken doordat de dijken waren doorgestoken, niet afgewacht. Op de Lammenschans, het belangrijkste Spaanse bolwerk, vond Cornelis een kookpot met wortelen, uien en pastinaken. Met deze ‘hutspot’ en de blijde tijding keerde hij terug naar de stad. Nog diezelfde dag voer de geuzenvloot onder de Vlietbrug door de stad in en deelden de geuzen witbrood met haring uit aan de uitgemergelde Leidenaren. ‘Leyde, Leyde is ontzet. Goode lof in der eeuwigheit,’ riep men volgens de overlevering. Een rampjaar van belegering, honger, ziekte en ellende, waarbij zesduizend inwoners het leven lieten, was tot een goed einde gekomen. 
      Een tweede legendarische figuur van het Leidens Ontzet is burgemeester Van der Werf. Hij werd in de negentiende eeuw geëerd met een parkje en een standbeeld aan het Rapenburg, in het Van der Werfpark. Hij staat er stoer op een enorme sokkel, zijn rechterarm geheven. Die arm zou de burgervader volgens de mythe aan zijn hongerende bevolking te eten hebben aangeboden. In werkelijkheid was Van der Werf vermoedelijk een slappeling, die liever met de Spanjaarden had onderhandeld over overgave dan de belegering te doorstaan. Op een van de vier zijden van het voetstuk is te zien hoe de bevolking van Leiden samenkwam in de Pieterskerk om daar samen Gods lof te prijzen. Een prachtige beschrijving van die emotionele eredienst staat in de Nederlandse Historiën van P.C. Hooft: ‘Daar … was de beweeghnis zoo weldigh, dat de harten van vroolykheit, de ooghen van traanen ooverliepen, en de sleur van den zang der psalmen deeden haaperen.’ 
      Als dank voor het moedige verzet mocht Leiden van Willem van Oranje een universiteit stichten. Die werd gevestigd in de kapel van het klooster van de dominicanessen, op Rapenburg 73. Tegenwoordig is dit de Aula van de Universiteit. We vragen de portier of we een kijkje mogen nemen. ‘In dat oude ding?’ vraagt hij verbaasd, en hij werpt ons achteloos de sleutel toe. Nog steeds is goed te zien hoe in de hoge kapel een extra vloer is gelegd, zodat er twee zalen ontstonden waar onderwijs kon worden gegeven. Voor het overige dateert het interieur, net als de gebrandschilderde ramen met afbeeldingen van Willem van Oranje en Hugo de Groot, uit de twintigste eeuw. 
      Tot slot bezoeken we het Museum de Lakenhal, dat een geweldige collectie Ontzet-souvenirs bezit: de sleutel en het slot van het huis van burgemeester Van der Werf, een pakje speelkaarten dat Spaanse soldaten achterlieten op de Lammenschans, de befaamde kookpot van Cornelis Joppenszoon, de brieven die tijdens het beleg per postduif naar Willem van Oranje werden verstuurd, en geuzenpenningen met islamitische halvemaantjes en het opschrift ‘Liever Turcks dan Paaps’. 

Ter plekke:

Stedelijk Museum Het Prinsenhof, Sint Agathaplein 1, Delft, tel. 015-260 23 58 of www.gemeentemusea-delft.nl

Nieuwe Kerk, Markt, Delft, tel. 015-212 30 25 of www.nieuwekerk-delft.nl

VVV Leiden tel. 900.22.22.333 of www.leidenpromotie.nl

Stedelijk Museum De Lakenhal, Oude Singel 28-32, Leiden, tel. 071-5165360 of www.lakenhal.nl 

Leestips

http://ontzet.leiden.nu

Henk van Nierop, Het verraad van het noorderkwartier. Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse Opstand (Amsterdam 1999). Een boeiend boek over de Opstand in Noord-Holland. 

Dag 2: Den Briel en Breda


De geuzen rammeiden de poort
De inname van Den Briel op 1 april 1572 was, zoals bekend, het werk van de watergeuzen. De opstandelingen, die een verloren strijd leken te voeren, kregen door de inname bij toeval een zet in de goede richting. Een voorjaarsstorm had de geuzenvloot de Maasmond in geblazen en een Briellenaar tipte de ruige zeevaarders dat de Spaanse soldaten de stad net hadden verlaten. Om halfnegen ’s avonds rammeiden de geuzen de Noordpoort en bezetten ze het vestingstadje. Van de poort zijn nu alleen nog de fundamenten te zien. Maar het nabijgelegen Bastion IX geeft de bezoeker een mooi uitzicht op de vestingwerken. Alleen kijken de wallen niet uit op de klotsende Maas, maar op een breed uitgevallen sloot. De haven van Brielle slibde kort na 1572 dicht. 
      De dag nadat Den Briel was ingenomen, en alle kerken en kloosters in het stadje waren leeggeroofd, wilde geuzenleider Lumey alweer verder. Vice-admiraal Blois van Treslong overtuigde hem ervan dat het stadje behouden moest blijven voor Willem van Oranje. Dat bleek een historische beslissing, waarmee Brielle een ereplaats kreeg in de annalen van de vaderlandse geschiedenis. Koningin Wilhelmina plaatste op 1 april 1932, drieënhalve eeuw na de geuzenintocht, een gedenksteen bij de Noordpoort. 
      Interessant is dat Den Briel niet alleen een protestant hoogtepunt is in de geschiedenis van de Opstand, maar ook geldt als de belangrijkste lieu de memoire voor katholieken. Er trekken nog elk jaar duizenden pelgrims naar Den Briel om een bijzondere groep roomse slachtoffers van de geuzen te herdenken: de Martelaren van Gorcum. Op 9 juli 1572 werden in een klooster in Den Briel negentien katholieke geestelijken, die eerder gevangen waren genomen in Gorcum, gemarteld en opgehangen. Lumey gaf, tegen het bevel van Willem van Oranje in, de opdracht voor de terechtstelling. 
      De plaats van het misdrijf werd al snel een bedevaartsoord. In 1932 verrees er de huidige Bedevaartskerk. De kerk is alleen in de zomermaanden open, maar kan wel op afspraak worden bezocht. In de donkere kerk met bijzondere lichtinval staat op het altaar een schrijn met botresten van de martelaren. De vrouw van de beheerder, mevrouw Moelaarts, is nog altijd onder de indruk van wat de geuzen de katholieke geestelijken hebben aangedaan. Maar haatdragend is zij niet. ‘Ach, er zullen vast wel protestanten in het dorp zijn die het maar niks vinden wat hier gebeurt. Maar uiteindelijk geloven we toch allemaal in die ene, hè?’ 

kader 2
De waternimf van Brielle

De meest imponerende herdenking van de inname van Den Briel vond plaats in de negentiende eeuw. Op 1 april 1872, drie eeuwen na dato, bereikte de verheerlijking van ‘ons’ roemrijke verleden een hoogtepunt. Koning Willem III was aanwezig, en zijn aankomst per staatsjacht werd opgeluisterd met kanongebulder en een militair escorte. 
      Bij het Zeemanshuis op het Asylplein onthulde de koning een monument ter ere van geuzen: een bronzen waternimf, die ‘de vrijheid brengt vanuit zee, waarnaar zij wijst’. Het beeld wekte nogal wat beroering in de christelijk gereformeerde gemeente, want de nimf had een blote borst en straalde, zo vond men, te weinig strijdlust uit. Bij het herdenkingscomité stroomden de protestbrieven binnen. Zo schreef een lokale commissie: ‘Zoo men dan een beeld wil, waarom niet dat der Nederl. Maagd die met een kreet van vreugde de boeien verbreekt? Of dat van den watergeus den cloeken en machtigen zeeman de prinsenvlag fier omhoog heffende, zwaaiende (niet gelijk dat vrouwe beeldje met poezele hand den standaard in het midden vasthoudende), met een enterbijl in de andere hand.’ 
      De commotie kwam voor beeldhouwer J.P. Koelman als een volslagen verrassing. Hij had juist bewust voor een ‘neutraal’ symbool gekozen. Koelman wilde het katholieke deel van Brielle niet voor het hoofd stoten. Bij hen raakte de herdenkingsplechtigheid immers een gevoelige snaar, omdat diezelfde geuzen in 1572 de negentien martelaren van Gorcum ophingen. 
 
Breda
Als René van Chalon, prins van Oranje en heer van Breda, niet jong en kinderloos was gestorven, was de Nederlandse geschiedenis vast nooit zo nauw verweven geraakt met het huis Van Nassau. Van neef René erfde Willem van Nassau al zijn titels, de gebieden in de Nederlanden en het Kasteel van Breda. Dit was de machtsbasis van de Oranjes. Hier werden zij, tot 1584, in de plaatselijke Grote Kerk begraven. Hier legde Willem ook zijn eerste vrouw, Anna van Egmond, en zijn jonggestorven dochtertje Maria ter ruste. 
      Het Kasteel van Breda is niet vrij toegankelijk. Sinds 1823 is hier de Koninklijke Militaire Academie gevestigd. In de tuin worden tanks en straaljagers tentoongesteld. Op het Kasteelplein buiten de poorten werden ten tijde van Alva protestanten die voor de Bloedraad waren veroordeeld in het openbaar verbrand. 
      In de ommuring van het slot zit het Spanjaardsgat. De naam is verwarrend. Bijna iedereen denkt dat het befaamde turfschip van Maurits in 1590 hierdoor naar binnen is gevaren. Aan boord van dat schip hielden dertig van zijn soldaten zich schuil. Toen de avond was gevallen, kwamen ze tevoorschijn. Ze overmeesterden de verraste Spanjaarden en openden de poorten van de stad. Het is een van de klassieke succesverhalen uit de kronieken van de Tachtigjarige Oorlog. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het Spanjaardsgat pas in 1610 is uitgegraven. Het ‘wankele oude scheepje’ van Maurits is ergens aan de noordkant van de stad naar binnen gevaren. Maar dat gat is niet meer zichtbaar. 
      Het roer van het turfschip is tegenwoordig te bewonderen in Breda’s Museum, waar wordt geprobeerd de geschiedenis van de stad op laagdrempelige wijze onder de aandacht te brengen. Tijdens de Opstand wisselde de stad maar liefst zes keer van ‘eigenaar’. De video-animatie over de kaartenmaker Callot, die het beleg van de Spaanse veldheer Spinola in 1625 vastlegde, is een aanrader. Deze succesvolle aanval is in 1634 ook vastgelegd door Velazquez, en het museum bezit een – overigens zeer matige – reproductie. De Spaanse schilder was duidelijk nog nooit in de Nederlanden geweest: op zijn afbeelding wordt Breda omgeven door bergen. 

Ter plekke:

VVV Den Briel : tel. 0181-475475 of www.voorne-putten.nl/vvvbrielle

Bedevaartskerk Den Briel: bel voor rondleidingen 0181-414119.

Grote Kerk, Kerkplein 2, Breda, tel. 076-5218267 of www.generali.nl/grotekerkBreda’s Museum Parade 12-14, Chassépark, Breda, tel. 076 – 529 93 00 of www.breda-museum.nl

Leestips:

http://dutchrevolt.leidenuniv.nl

Jonathan Israel, De Republiek, 1477-1806 (Franeker, 1996). Een standaardwerk over de geschiedenis van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. 

Dag 3: Antwerpen en Brussel

Muitende soldaten plunderden de stad
De aangeklede Madonna in de Onze-Lieve-Vrouwe Kathedraal van Antwerpen is een van de weinige zestiende-eeuwse beelden in het verder overwegend barokke interieur. De beeldenstormers zijn hier op 20 augustus 1566 grondig te werk gegaan. Een tijdgenoot beschreef hoe een groep mannen zich aan het begin van de avond in de kerk verzamelde en psalmen begon te zingen, om daarna in korte tijd alles vakkundig kort en klein te slaan: ‘Vandaar trokken zij deels naar de parochiekerken, deels naar de Godshuizen en richtten er zo een verwoesting aan dat ik niet geloof dat er ooit een dergelijke in één nacht tot stand is gekomen.’ 
      De beeldenstorm was de eerste bezoeking die Antwerpen tijdens de Opstand trof. De jaren 1566-’85 waren een tijd vol rampspoed, vernieling, dood en ellende. Zo ging in 1576 het spiksplinternieuwe stadhuis aan de Grote Markt tijdens de Spaanse Furie in vlammen op. Muitende Spaanse soldaten plunderden de stad en vermoordden daarbij zevenduizend burgers. In 1581 kwam het stadsbestuur in handen van de calvinisten. Marnix van St.-Aldegonde, waarschijnlijk de auteur van het Wilhelmus, tevens vriend en vertrouweling van Oranje, was er nog een tijdje burgemeester. Voor hem is een indrukwekkend standbeeld neergezet op een pleintje aan de Geuzenstraat. Toch kon hij niet verhinderen dat Antwerpen in 1585 definitief in handen viel van de Spanjaarden. Een langdurige periode van verval zette in. Woonden er in 1565 nog 100.000 mensen in de rijkste metropool van Noord-Europa, in 1590 waren er nog maar 40.000 over. De neergang van Antwerpen leidde mede tot de bloei van de Republiek in de Gouden Eeuw. De blokkade van de Schelde en de massale emigratie van economisch en politiek vluchtelingen naar het Noorden leverden een aanzienlijke bijdrage aan het succes van de jonge staat. 
      Toch had niet iedereen te lijden onder de wisselende machtsinvloeden in Antwerpen. De drukker en zakenman Christoffel Plantijn (ca. 1520-1589) was juist erg succesvol. Tot 1576 was hij de drukker van Filips II, maar in 1578 werd hij aangesteld als de officiële drukker van de opstandige Staten-Generaal van Holland en Zeeland. Het Museum Plantin-Moretus, dat gevestigd is in een monumentaal pand aan de Vrijdagmarkt, bezit een uiterst zeldzame collectie oude drukken uit de tijd van de Opstand. Zo gaf Plantijn al het werk uit van de humanist Lipsius, onder wiens begeleiding stadhouder Maurits de Romeinse krijgskunde bestudeerde.

Brussel
Over het huidige Koningsplein in Brussel trokken op 5 april 1566 tweehonderd edelen, ongewapend, in optocht naar het paleis op de Koudenberg. De laagste edelen voorop, de hogere achteraan. Zij richten zich met een smeekschrift tot landvoogdes Margaretha van Parma en verzochten haar de godsdienstvervolgingen te matigen. Margaretha was zenuwachtig. Een van de raadslieden in haar gezelschap zou geruststellend tegen haar hebben gezegd: ‘N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux‘ – Weest niet bang, mevrouw, het zijn slechts bedelaars. Een legendarische verzetsbeweging – die van de geuzen – was geboren. 
      Twee jaar later werden de graven Egmont en Horne, met Willem van Oranje op dat moment de machtigste edellieden van de Nederlanden, op de Grote Markt onthoofd. In het park op de Kleine Zavel zijn ze met z’n tweeën in brons vereeuwigd. ‘Onrechtvaardig veroordeeld door de hertog van Alva,’ luidt het onderschrift. In een halve cirkel om hen heen staan beelden van tien andere ‘helden uit de strijd tegen de Spaanse overheersing’. ‘Zij hebben allen hun leven gewijd aan de strijd voor hun vrijheid van denken,’ zo stelt het verklarende bordje in het park. Ook Willem van Oranje heeft hier maar een klein sokkeltje. In Nederland de Vader des Vaderlands, in België slechts een figurant. 

kader
De wonderbloemen van de martelaren

In het hooi van de turfschuur in Brielle waar de negentien martelaren van Gorcum werden omgebracht ontloken volgens de overlevering na enige tijd kleine bloemetjes. Een pater, die na de moord de plek des onheils bezocht, plukte er een aantal uit piëteit met de slachtoffers. Hij deed de bloemen in een kistje, dat hij in de schuur achterliet. Toen het kistje geruime tijd later weer werd geopend, bleek dat de bloemen nog niet waren verlept. Sterker nog: aan alle steeltjes waren negentien nieuwe bloemetjes ontloken! 
      Het kistje met de wonderbloemen werd geschonken aan aartshertogin Isabella, landvoogdes van de Zuidelijke Nederlanden, die het doorgaf aan de Brusselse St.-Goedele/St.- Michielskathedraal. Daar zou het kistje nog te bewonderen zijn, zo werd ons verteld. De gids van de kathedraal, een vriendelijke dame van middelbare leeftijd, weet echter van niets. Wel kan zij levendig vertellen over de Brusselse beeldenstorm. De calvinisten openden hier de graven en braken de botten van de overledenen, zo maakt ze ons duidelijk. ‘Ach, mevrouw,’ verzucht zij gelaten, ‘België heeft zoveel geleden.’
[einde kader]

Ter plekke

Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Handschoenmarkt, Antwerpen, tel. 0032-(0)3-213 99 40 of www.topa.be/kathedraal/

Museum Plantin-Moretus, Vrijdagmarkt 22, Antwerpen, tel.: 0032-(0)32211450 of 0032-(0)3 221 14 51 of museum.antwerpen.be/plantin_moretus

Brussels International – Tourism & Congress, tel. 0032-25138940 of www.bi-tc.irisnet.be
St. Goedele/St. Michielskathedraal, St. Goedelevoorplein, Brussel, tel. 0032-22178345 

Leestip:

Yolanda Rodríguez Pérez, De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden in Spaanse historische en literaire teksten (ca. 1548-1673) (Nijmegen 2003). Voor wie over de andere kant van het verhaal wil lezen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €3,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.