Home Of ik even een brief kon vervalsen?

Of ik even een brief kon vervalsen?

  • Gepubliceerd op: 25 april 2023
  • Laatste update 08 mei 2023
  • Auteur:
    Philip Dröge
  • 3 minuten leestijd
Philip Dröge

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ik had er al jaren niet meer aan gedacht. Maar ineens stond het woord weer in de krant: stadhoudersbrief. Natuurlijk was de flagrante delicto van Bernhard, waarin hij zijn diensten als een soort stadhouder van bezet Nederland aan Hitler zou hebben aangeboden, niet gevonden – dat zal nooit gebeuren. Maar de geur van de brief hing weer eens in de lucht. Dit keer vanwege een BVD-dossier dat net is vrijgegeven door het Nationaal Archief. Daarin komt een hint van de brief voor, maar net als het spannend wordt ontbreken er bladzijdes. Typisch.

Natuurlijk heb ook ik de brief nooit in handen gehad. Ik ken slechts mensen die zweren van anderen te weten die onder ede hebben beloofd de tekst te hebben gelezen. Toch heeft de brief mij wel beroerd. Een paar maanden na de publicatie van mijn boek Meesterspion in 2002, over de inlichtingencarrière van de prins-gemaal, kreeg ik een telefoontje. Het was Ari Olivier, de bekende oplichter.

Meer columns lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Konden we afspreken? Ik twijfelde, want heer Olivier. Maar mijn nieuwsgierigheid won, want heer Olivier! Hoe kwam hij trouwens aan mijn nummer? Drie dagen later troffen we elkaar op het terras van een motel bij Laren. Olivier had mijn boek gelezen, waarin ik refereerde aan de stadhoudersbrief. Met de deur in huis: kon ik die namaken? Olivier wilde prins Bernhard ermee afpersen, voor 5 miljoen. Van die buit mocht ik een miljoen hebben, heel genereus.

Natuurlijk ging ik niets vervalsen. Ook niet voor 10 miljoen. Maar onwillekeurig begon ik te speculeren hoe je zoiets zou moeten aanpakken. Met papier uit de jaren veertig – ik wist een bron – en een typemachine uit de jaren dertig. Het typelint, dat zou moeilijk worden, maar niet onmogelijk. De tekst moest typisch zijn voor die tijd en de man. Ik heb Duitse brieven van Bernhard gelezen; hij schreef in korte, formele zinnen. Er moest ook een aanwijzing in komen waaraan Hitler kon herkennen dat het schrijven echt was. De naam van de communistische nederzetting bij Berlijn die de prinselijke afdeling van de Reiter SS had bestormd, dat zou de perfecte referentie vormen. Niemand wist dat, behalve oude nazi’s. En ik toevallig.

Olivier keek tevreden, hij zag dat hij een zaadje had geplant. Ik schrok van die blik en van mezelf. Daar komt bij dat ik vanuit een ooghoek een onfris sujet had gezien dat mogelijk bij de oplichter hoorde. Ik wilde mijn aftocht dekken, dus zei  dat ik erover na zou denken. Drie dagen later wimpelde ik Olivier telefonisch af.

De recente berichtgeving deed mij peinzen. Hoe vreemd het is dat de stadhoudersbrief nooit is opgedoken. Niet de echte; als het ding heeft bestaan, dan is het na de oorlog vernietigd. Het is juist onbegrijpelijk dat niemand anders de boodschap aan Hitler ooit heeft vervalst. Zo moeilijk is het niet.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 5 - 2023