Home NEDERLAND 1938-1948. DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING IN JAREN VAN OORLOG EN BEZETTING

NEDERLAND 1938-1948. DE SOCIAAL-ECONOMISCHE ONTWIKKELING IN JAREN VAN OORLOG EN BEZETTING

  • Gepubliceerd op: 3 september 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Johannes Houwink ten Cate

Een van de kenmerken van de bezettingsgeschiedenis is de onevenwichtige bestudering ervan. Lag het accent in de eerste naoorlogse decennia op de geschiedenis van het verzet, daarna verschoof de nadruk naar collaboratie in relatie tot de jodenvervolging. De economische geschiedenis van oorlog en bezetting werd al die tijd verwaarloosd. Loe de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (thans NIOD), besteedde er in zijn standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (1969-1988) naar verhouding weinig aandacht aan. Voorzover hij het deed, thematiseerde hij de historie van het verarmende Nederland vanuit het gezichtspunt van de nationaal-socialistische exploitatie.

        Ook Hans Blom, de huidige directeur van het NIOD, besteedde nauwelijks aandacht aan de economische geschiedenis van de bezetting. In 1983 legde hij bij zijn benoeming tot hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, in zijn inaugurele rede `In de ban van goed en fout?’, de nadruk op de aanpassingsgeneigdheid van de Nederlanders aan de bezetter.
        De belangrijkste bijdrage na De Jong kwam van de Utrechtse historicus Gerard Trienekens, die in Tussen ons volk en de honger. De voedselvoorziening 1940-1945 (1985) op grond van nieuw rekenwerk aannemelijk maakte dat er tot het najaar van 1944 landelijk geen voedseltekorten waren. De oorlogsgeneratie, die zich deze tekorten zeer goed meende te herinneren, reageerde furieus. Het was een zuiver theoretisch gelijk dat Trienekens tevergeefs probeerde te halen. Honger is vaak een gevolg van distributieproblemen of geldgebrek.
        Maar nu is er een nieuw boek, dat alles in zich heeft om meteen als klassieker te worden erkend. Hein Klemann heeft een magistrale overzichtsstudie van de Nederlandse economie tussen 1938 en 1948 geschreven. Het boek heeft een vlakke titel, maar dat is het enige zwakke punt.

Vervalste statistieken
Omdat de economie toentertijd inzet was van onderhandelingen met buitenlandse machten, werd met eenzijdige of ronduit vervalste statistieken gewerkt. Klemann heeft in zijn dikke boek zo ongeveer alles opnieuw berekend. Uitgebreid zet hij uiteen hoe de bezetter de Nederlandse bevolking aan het werk zette. Het leidde tot een hoogconjunctuur die het spook van de massale werkloosheid verdreef. Daarmee verdween ook, althans tijdens de eerste anderhalf jaar, de armoede die de samenleving had `verzuurd’. Dat de voedselvoorziening `over het algemeen naar behoren’ had gefunctioneerd, is sinds Trienekens al bekend. Maar nieuw is dat winkeliers, boeren en landarbeiders `weinig te klagen’ hadden. De `winsten van het bedrijfsleven waren hoger dan ooit’. Daar stond tegenover dat men magerder at, de Indische baten stagneerden en de belastingdruk sterk steeg.
        Maar, schrijft Klemann misschien erg laconiek, `zo is er altijd wel wat’. Voor hem is de hoofdzaak dat de bezetting in Nederland als enig West-Europees land geen economische crisis maar een economische bloei teweegbracht. Doordat de Duitse markt `openging op een moment dat de werkloosheid een fatale omvang leek aan te nemen’, schoven de ambtelijke en commerciële elites hun scrupules opzij en lieten zij zich al vóór de herfst van 1940 met orders uit het Rijk overspoelen. Het resultaat was een hoogconjunctuur zoals Nederland sinds de jaren twintig niet meer had beleefd.
        Eind 1941 spatte deze zeepbel uiteen en begon de economische ellende die de oorlogsgeneratie zich tot op de dag van vandaag herinnert. De efficiëntie van de exploitatie werd sterk verhoogd. Van de sinds 1942 krimpende productie ging veertig procent naar Duitsland. Hier begon het klassieke beeld van mensenjacht en `schrikbarende verarming’. Het eerste tekort was dat aan steenkolen; daarna volgden textiel, schoenen en zeep. Al in 1941 daalde de loonsom met eenderde. De boerenstand, die goede redenen had om deels voor de NSB-partij te kiezen, verrijkte zich ten koste van alle anderen.
        En zo blijkt iedereen gelijk te hebben: De Jong met zijn beeld van verarming, Trienekens met zijn analyse van de voedselvoorziening en Blom met zijn these van accommodatie. Maar het is Klemann die bewijst dat ze gelijk hebben, en daarom is het gelijk van zijn illustere voorgangers ook het zijne, en misschien zelfs wel voornamelijk het zijne. Met dit fenomenale boek heeft Hein Klemann zichzelf tot onbetwistbare koning van de economische bezettingsgeschiedenis gekroond.

Johannes Houwink ten Cate is medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.