Home Dossiers Napoleon Napoleons fatale veldtocht tegen Rusland

Napoleons fatale veldtocht tegen Rusland

  • Gepubliceerd op: 22 mei 2012
  • Laatste update 12 jul 2023
  • Auteur:
    Angela Dekker
  • 17 minuten leestijd
Napoleon trekt zich terug uit Rusland
Napoleon
Dossier Napoleon Bekijk dossier

Wie een Rus begroet met ‘Cher ami’, kan op wantrouwen rekenen. Omgekeerd verzucht een Fransman ‘C’est la Bérézina!’ als hij diep in de problemen zit. Uitspraken die verwijzen naar de rampzalige veldtocht van Napoleon tegen Rusland in 1812. Angela Dekker reisde de tocht tweehonderd jaar later na. Van Vilnius via Minsk en Smolensk, en van Borodino tot Moskou ging ze op zoek naar sporen uit het verleden.

‘Studianka, 27 november 1812’

‘Bij het aanbreken van de dag kwamen we in Studianka, waar twee bruggen moesten worden gelegd over de beroemde rivier de Berezina, op zichzelf de naam van rivier niet waard: die was twaalf meter breed en iets meer dan een meter diep.

De voorste linie die het eerst de rivier moest overtrekken bestond uit het 56ste Regiment van Linie, het 128ste dat ik commandeerde en een Regiment Lichte Infanterie. Duizend man op z’n hoogst. Dat was het rampzalig aantal overlevenden van de ruim 1600 man die naar Rusland waren getogen. We stonden vooraan en konden dus de bruggen zien bouwen. […]

Pontonniers stonden tot hun borst in het ijskoude water

Hoe die arme pontonniers het hebben volgehouden heeft ons allen verwonderd. Ze moesten tot aan hun borst of tot onder de armen het water in om de schragen vast te zetten. Ze moesten er eerst in en er dan weer uit. Eenmaal uit het water waren hun kleren binnen het halfuur zo stijfbevroren alsof zij in blik waren gekleed. Ik denk dat er niet één heeft overleefd.’

Studianka, maart 2012

De huidige datsja’s aan het stroompje door het Wit-Russische moeraslandschap dat hier boven is beschreven zijn van latere datum. De oorspronkelijke huisjes zijn destijds afgebroken en de balken tot schragen verwerkt, waarover losse planken kwamen.

Jacobus Antonius Tellegen (1771-1855), wiens verslag van Napoleons terugtocht bewaard is gebleven, rept niet over het lot van de oeverbewoners. De Nederlandse luitenant-kolonel Tellegen maakte deel uit van Napoleons leger. Na de annexatie van Holland stelde Napoleon in oktober 1810 de onbezoldigde dienstplicht in. Naar schatting 25.000 Nederlanders zijn betrokken geweest bij de veldtocht naar de ‘barbares du Nord’.

Meer lezen over Napoleon? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Tellegen noteert op 28 november wel het passeren ‘op een wenk van Napoleon’ van de twee Bailey-bruggen avant la lettre over de Berezina. Al bereikte hij met niet meer dan 200 soldaten van zijn aanvankelijk ruim 1600 man tellende 128ste regiment de overkant.

De troepen na hem waren minder fortuinlijk. Nog geen dag later liet Napoleon, beducht voor het aanstormende Russische leger en nog voor zijn eigen manschappen de overkant hadden bereikt, de bruggen in brand steken. In een poging over de resten en de ijsschotsen toch de overkant te halen, raakten mensen en paarden, wagens en materieel te water en trad de rivier zelfs buiten haar oevers.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Hier heeft het Russische leger de overwinning behaald op de Napoleontische legers,’ luidt de tekst op het eenvoudige roodbakstenen monumentje. Even verder markeert een zwerfkei bij een waterput de tweede brug met de tekst: ‘De heroïsche daden van het Russische volk zullen eeuwig in onze herinnering blijven.’

De cijfers variëren afhankelijk van Russische en Franse bronnen, maar minstens 20.000 man kwam om in het ijskoude water. De tijger was gewond, zou de Russische veldmaarschalk Koetoezov hebben gezegd, maar niet geveld. De Franse keizer was de Russen te slim af geweest, schrijft Tellegen in zijn verslag. ’s Nachts had de avant-garde zich vanuit de patstelling ‘zeer stil’ in beweging gezet en was via het 20 kilometer verderop gelegen Studianka ontkomen.

Obelisk

Het desolate Studianka is tegenwoordig een zomerdorp waar huisjes te huur zijn met uitzicht op de meanderende, nog altijd ondiepe rivier. De bruggen zijn nooit hersteld en we moeten omrijden om de oever te bereiken waar Tellegen aan land ging. In een eerder gerooid koolveld staat een obelisk. Ook deze is getooid met een adelaar, maar dan een Russische, die met dubbele kop waakzaam en superieur naar beiden zijden uitkijkt over het rivierlandschap. ‘Voor de gevallen soldaten eeuwig leven in de hemel en voor de overlevenden grote roem,’ aldus de boodschap van maarschalk Koetoezov op de gedenknaald.

Conform de Sovjetvisie honderd jaar later werd de obelisk als gedenkteken vervangen door een monument honderd meter verder. Daar gaan de onverschrokken boerin, soldaat met geweer en partizaan met bijl de strijd aan met het Franse invasieleger. De oorspronkelijke obelisk is in ere hersteld sinds de onafhankelijkheid van Wit-Rusland in 1991. Het land maakte economische groei door met de petrochemische en vrachtwagenindustrie, maar ook hier heeft de crisis toegeslagen.

Politiek maakt president Loekasjenko zich onmogelijk bij mensenrechtenactivisten in Wit-Rusland en Europa. Mijn chauffeur heeft er zijn eigen gedachten over: ‘De recente executie van de vermeende dader van de bomaanslag in de metro van Minsk moet het volk afleiden van de werkelijke problemen.’ Eerder heeft hij zijn handel in auto’s uit het Westen gestaakt wegens de hoge invoerrechten in zijn land. Hij vestigt nu zijn hoop op een webwinkel in tweedehandsartikelen.

Het huis van Natasja

Uit een van de huisjes langs de ongeplaveide weg van het naburige dorp komt rook. Op het erf scharrelen wat kippen en een poes. Na langdurig kloppen verschijnt de bejaarde bewoonster Natasja met hoofddoekje. Ze nodigt me uit in haar onderkomen, waar de geur het gebrek aan riolering verraadt. Gevolgd door haar poes neemt ze plaats op haar opengeslagen bed tegen de achtergrond van een tapijt met ingeweven hertjes en een opgespeld icoontje van een madonna met kind. Haar man – met pet – zit op een krukje en blijft tijdens het gesprek wat glazig uit zijn ogen kijken.

‘Wat ik van Napoleon weet?’ Natasja schudt haar hoofd. ‘Onder de grond van onze kolchoz moeten vele Franse soldaten zijn begraven, maar nu staan er kool, uien en aardappelen.’ Het paar leeft alleen; de kinderen wonen in Minsk, 60 kilometer naar het zuidwesten. Op de vraag naar nazaten van de bewoners van toen slaat ze haar helderblauwe ogen op naar het verveloze plafond voor ze zich wendt tot de journalist.

‘Lieve schat, ons land is in 1812 verwoest; de huizen zijn in brand gestoken en de bewoners zijn gevlucht of vermoord. Nadien zijn er tijdens de Revolutie en de burgeroorlog velen gesneuveld of vermist geraakt, dan wel gedeporteerd naar de Goelag onder Stalin. Ik was een tiener toen de Duitsers hier in de zomer van 1941 binnenvielen en in de regio 619 dorpen inclusief de bewoners met de grond gelijk hebben gemaakt als represaille tegen de partizanen.’

Ze zucht. ‘We moesten voedsel geven aan beide partijen: ’s nachts aan de partizanen, overdag aan de Duitsers.’ Sporen van de fatale veldtocht van Napoleon zijn alleen terug te vinden in de monumenten aan de rivieroever, weet ze. ‘De Sovjets hebben ooit een poging gedaan een koets met goudstaven op te duiken, maar ze hebben niets gevonden.’

Minsk

De resten die wel bewaard zijn gebleven bevinden zich in het Historisch Museum van Minsk, gevestigd in een van de monumentale Stalin-straten van de Wit-Russische hoofdstad. In de vitrines liggen kanonskogels, knopen, gespen, steken en tal van Franse munten. De variatie in kleurige uniformen van Russische en Franse soldaten moet het moeilijk hebben gemaakt goed en fout van elkaar te onderscheiden.

Al is er aanvankelijk niet veel gevochten. Het Russische leger trok zich terug bij de komst van het grootste Europese leger tot dan toe. Een document getuigt van een theatervoorstelling in het stadspark van Minsk over de feestelijke overtocht van de Njemen, de grensrivier met Rusland, en de daaropvolgende ‘bevrijding’ van Vilnius.

De Franse imperator stelde de voormalige adellijke machthebbers zelfbestuur in het vooruitzicht in plaats van de Russische bezetting, en werd met gejuich binnengehaald. Litouwers, Wit-Russen en Polen trokken gezamenlijk in de meer dan twintig nationaliteiten tellende Grande Armée op tegen de Russische legers van Alexander I.

Tussen Minsk en Polotsk

Het landschap van Vilnius via Minsk, Polotsk, Vitebsk en Smolensk naar Moskou is vlak. De Grande Armée kon snel opschieten, temeer omdat Catherina de Grote de weg, die nog altijd parallel loopt met de huidige snelweg, eerder had laten opknappen en verbreden.

Onafzienbare landbouwgronden van de hier nog altijd functionerende kolchozen worden afgewisseld door al even eindeloze berkenbossen. Tussen kleurige dorpshuisjes en een enkele treurige Sovjetflat staan hooibergen, gekloofde houtvoorraden en soms een paard en wagen.

Een wegrestaurant bij een aandoenlijk ouderwetse variant op de Efteling verwijst ons voor de wc naar een immense beer in de sprookjestuin. De keuken serveert smakelijke draniki, huisgemaakte aardappelpannenkoekjes.

Mijn tafelgenoot in camouflagepak spoelt ze weg met glaasjes lokaal gestookte crambambula. Hij weet wie Napoleon was: ‘Een crimineel die zijn land heeft aangevallen, maar met de staart tussen zijn benen moest terugkeren.’ Dat heeft hij op school geleerd, zegt hij, waarna hij zich weer op zijn glaasje concentreert.

Dwina

Even buiten Polotsk aan de Dwina stuitte de Grande Armée op 1 augustus 1812 voor het eerst op flinke weerstand. Jacobus Antonius Tellegen was erbij, schrijft hij in zijn verslag. ‘Beide legers hadden zoveel verliezen geleden dat geen van beide lust had om de strijdbijl weer op te pakken, althans niet voor half oktober. Al die tijd zijn we in het kamp bij Polotsk gebleven. We hadden aan alles gebrek; soms kregen we om de drie dagen een stuk brood. Meel, rijst en beschuit moesten uit Wilna [Vilnius] komen, een afstand van 80 uur van Polotsk [300 kilometer]. Het meel was doorgaans bedorven. Het was zo stevig gebakken en rook zo muf dat je het niet meer kon verwerken. Het bederf was ontstaan door zware regen na onweer, gevolgd door enorme hitte.’

Polotsk

Op weg naar het kloostercomplex Heilige Verlosser, waar het Franse leger destijds zijn bivak had, rijden we over de ‘bloedbrug’. Tijdens de terugtocht in oktober sneuvelden hier aan beide zijden 7000 slachtoffers. De begraafplaats is tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers vernietigd, net als bijna heel Polotsk, vertelt de geheel in het zwart geklede zuster Olga.

Ze gaat voor op de hoge trap naar de cel van de heilige Eufrasinia, de gefortuneerde dochter van de prins van Polotsk, die haar familie en hof vaarwel zei en in 1125 het klooster heeft gesticht. De later heilig verklaarde non kopieerde de rest van haar leven theologische boeken en bracht haar nachten geketend door op een stenen bankje in haar cel. Olga wijst op de schitterende Byzantijnse fresco’s van Eufrasinia en andere heiligen, die tijdens de huidige restauratie bijna ongeschonden tevoorschijn komen.

Franse leger gedecimeerd

De aanleiding voor de veldtocht in 1812 zouden de Russische schending van de handelsblokkade tegen Engeland zijn en de Russische weigering in 1809 om Napoleon te laten trouwen met Anna Paulowna, die uiteindelijk met koning Willem I huwde. In werkelijkheid werd Napoleon meer door machtswellust en grootheidswaanzin geleid. Het 600.000 man tellende en daarmee grootste Europese leger in de wereldgeschiedenis trok op tegen de Russische tsaar Alexander I. De Franse keizer zou de winter de schuld van de zware verliezen geven, maar al voor de grote Slag bij Borodino hadden 200.000 man door ziekte, honger en ontbering het leven gelaten. Toen daar de verliezen bij Borodino, de Berezina en Vilnius bij kwamen, was het leger gedecimeerd. Niet meer dan 50.000 man hebben de veldtocht van Napoleons Grande Armée tegen ‘de barbaren van het noorden’ overleefd.

Tijdens de Slag bij Polotsk zijn vele soldaten krijgsgevangen gemaakt of gedeserteerd, onder wie de Twentenaar Johannes Damink. De deserteur uit het 124ste Regiment – 1,80 meter lang, blond haar en blauwe ogen – keerde een maand later terug naar het leger en belandde in een eenheid die ver buiten de frontlinie opereerde.

Terwijl van zijn oorspronkelijk 2400 man tellende regiment niet meer dan twintig officieren en achttien onderofficieren de oorlog overleefden, kwam infanterist Damink heelhuids thuis in Tukkerland en trouwde in april 1916 de weduwe van een gesneuvelde kameraad.

Vitebsk

In Vitebsk nam de Franse keizer zijn intrek in het gouverneurshuis, waar ruim een eeuw later Isadora Duncan haar moderne dansen zou vertonen en tegenwoordig het hoofdbureau van de geheime dienst zetelt – in Wit-Rusland nog steeds KGB geheten. Op het plein ervoor staat een gedenknaald voor ‘de helden van 1812’, waarin kogelgaten uit weer een volgende oorlog.

Schuin aan de overkant hangt het grafische werk van Marc Chagall, die zijn geboortestad in 1923 om politieke redenen voorgoed verruilde voor Frankrijk, maar de koepels van Vitebsk altijd liet terugkeren in zijn werk.

Smolensk

Napoleon liet op 18 augustus de vestingstad Smolensk – met 38 uitkijktorens – na een eerdere belegering en aan beide kanten minstens 10.000 gesneuvelden, grotendeels in vlammen opgaan. Boven het voormalige Franse hoofdkwartier wappert de stadsvlag met feniks.

‘Smolensk rijst altijd weer op vanuit de as,’ stelt Ludmilla Melnikova vast. ‘Of het nu door de Tataren, Litouwers, Polen, Fransen of Duitsers is vernietigd.’ De azuurblauwe kathedraal die in 1812 juist was afgebouwd, heeft de tand des tijds ongeschonden doorstaan. De Fransen hebben haar zelfs verrijkt met de geborduurde icoon van de Graflegging van Christus. ‘Ze moesten de gestolen kunstschat uit Moskou tijdens de terugtocht hier achterlaten,’ weet de kunsthistorica met een glimlach te vertellen.

Het museum van Smolensk heeft naast de collectie parafernalia ‘Franse veldtocht 1812’ ook 15.000 gravures over de oorlog van 1812. In de categorie ‘Karikaturen’ valt de afbeelding op van een Franse soldaat die met een sabel in de aanslag een boer begroet met de woorden: ‘Cher ami’ – oftewel: ‘Je voedsel of je leven.’ Cher ami heeft vandaag de dag nog steeds een negatieve betekenis in de Russische volksmond.

Andere prenten tonen de wrede Russische afrekening met de Fransen, die in de kookpot gaan of een bijl in de rug krijgen. Napoleon wordt ontdaan van zijn steek, slaat op de vlucht of wordt ondanks het aanbieden van zijn kroon en leger aan de roulettetafel door de dood terechtgewezen: ‘Rien ne va plus.

Langs de gerestaureerde vestingmuur staat een hoge rots waar een Galliër, belaagd door twee oppermachtige adelaars, vergeefs tegenop poogt te klauteren. ‘De vijand heeft uw muren vernietigd, maar niet uw hart,’ schreef Koetoezov in een brief aan de overlevenden van de stadsbrand, en hij kreeg vervolgens de eretitel ‘Prins van Smolensk’ toegekend.

De trein naar Borodino

‘Kwam Moskou zomaar, oompje, zeg ’ns/ Nadat het in de as gelegd was/ Toen onder Frans gezag? Er waren toch schermutselingen/ En, naar ze zeggen, geen geringe!/ Heel Rusland heeft herinneringen/ Aan Borodino’s slag.’

De wagonhostess in de trein van Smolensk naar Borodino heeft het gedicht van Michail Lermontov als kind op school uit haar hoofd moeten leren en geniet zichtbaar van de lofzang op de Russische soldaat en de nostalgische roep om verbroedering. Het is snikheet in de trein. Buiten ligt een dik pak sneeuw; binnen lopen de peuters in luiers en bewegen hun vaders zich met ontbloot bovenlichaam. Er wordt uitgebreid geluncht, met gebraden kippenpoten en ingemaakte augurken, en de hostess serveert thee uit de samowar in Russische theeglazen.

De Russen gebruikten de tactiek van de verschroeide aarde. De Grande Armée nam stad na stad in, maar trof geen proviand en helaas wel vergiftigd water aan. Aan de vooravond van de Slag bij Borodino was Napoleon al 200.000 man – eenderde van zijn troepenmacht – verloren aan ziekten, desertie en honger.

Borodino

Tijdens de bloedigste slag, op 7 september, die in twee keer werd uitgevoerd – één keer voor en één keer na de lunch – vocht het Franse leger met 132.000 man en 598 kanonnen tegen het 117.000 man tellende Russische leger met 624 kanonnen. De Fransen telden na afloop 35.000 doden, gewonden en vermisten, de Russen 45.000. Napoleon won de strijd.

Het sneeuwt op het vroegere slagveld. De wind beneemt de adem op de destijds 8 kilometer brede frontlijn. Tegenover het museum, een voormalig hospitaal voor veteranen, staat het indrukwekkende mausoleum voor de gesneuvelde ‘God van de strijd’: generaal Bagration.

De Fransen telden 35.000 doden, gewonden en vermisten; de Russen 45.000

Ook de vermist geraakte Alexander Toetsjkov heeft een eigen gedenkteken. Zijn weduwe liet op de plek waar hij zou zijn gesneuveld een klooster bouwen. De nonnen bidden er nog steeds voor het zielenheil van de gesneuvelde Russen en Napoleon-strijders. Ze lagen een jaar lang op het slagveld voor ze samen zijn verbrand en rusten sindsdien onder twee houten kruisen even buiten de kloostermuur.

Twentenaar Johannes Rickhoff was actief in de Slag bij Borodino. De kurassier, uitgerust met harnas, helm, pistool, karabijn en sabel, veroverde met zijn regiment de aarden vesting van de Rajevski Redoute. Hij werd krijgsgevangen gemaakt, overleefde en zou later weer veilig thuiskomen.

Dat is bijzonder. Wie aan de plaatselijke bevolking werd overgedragen, wachtte de marteldood of levende verbranding. De bevolking had geleden onder de oorlog, de woede was groot. Het totaalaantal krijgsgevangenen wordt geschat op 150.000 tot 200.000. Wie aan de volkswoede ontkwam, werd gedeporteerd naar Siberië of de Oeral, maar zou al in 1813 in vrijheid worden gesteld en zich zelfs in Rusland mogen vestigen.

Tweehonderd monumenten staan er verspreid over het voormalige slagveld van Borodino, soms afgewisseld door een gedenkteken voor de slachtoffers van de Duitsers. Die kozen tijdens de Tweede Wereldoorlog met Operatie Barbarossa dezelfde route.

Moskou

Na het verlies van Borodino besloot opperbevelhebber Koetoezov in overleg met de tsaar Moskou door Napoleon te laten innemen. Het gebrek aan voedsel en de winter zouden vanzelf het einde van de ‘Corsicaan’ bepalen. Zijn vechtlustige generaals zagen niets in deze strategie.

Het overleg vond plaats in het houten huisje van Fili, tegenwoordig een museumpje vlak achter het juist gerenoveerde Panorama Borodino in Moskou. De ene schoolklas na de andere vergaapt zich tijdens de rondleiding aan het immense doek. De slag is hier van uur tot uur, van het begin tot het eind, afgebeeld, compleet met smeulend huisje, verlaten karren, kanonnen en zieltogende paarden op de voorgrond.

Eenmaal voor de poorten van het Kremlin trof de Franse keizer tot zijn ontsteltenis de stad met honderden koepels aan in lichterlaaie. Drie weken lang wachtte hij vergeefs op de capitulatie van tsaar Alexander I. Tot de voedselaanvoer volkomen was gestagneerd en hij op 19 oktober bevel gaf terug te keren.

Berezina

Op dat moment sloeg Koetoezov toe. De uitgehongerde, verzwakte Grande Armée werd tijdens de barre, ijskoude terugtocht voortdurend bestookt. Napoleon ontkwam bij de Berezina, mede door de inspanningen van de Hollandse pontonniers. Enkele tienduizenden hebben de overkant niet gehaald.

De Armée werd tijdens de barre terugtocht voortdurend bestookt

C’est la Bérézina staat voor een Fransman nog steeds synoniem met een diepe crisis. Wie de overkant wel haalde, ging gekleed in alles wat hij onderweg te pakken had kunnen krijgen.

Vilnius

Op 9 december kwam de uitgehongerde, oververmoeide en in lompen gehulde horde aan in het Franse hoofdkwartier in Vilnius. In 2002 werden ze gevonden, tijdens de aanleg van een nieuwbouwwijk in Vilnius-Noord. Het vergeten massagraf bevatte de resten van 3269 lichamen en zes paarden. Ze zijn met militaire eer herbegraven in een van de heuvels van begraafplaats Antakalnis, tussen de oorlogshelden, schrijvers en dichters.

Napoleon had op 6 december zijn troepen verlaten wegens een poging tot een staatsgreep in Parijs. Hij had het bevel overgedragen aan zijn zwager Murat, die uit angst voor de Russen twee dagen later op zijn beurt vertrok. Met hem nam ook de rest van het leger de benen, althans wie daartoe in staat was. Bijna 10.000 zieken en gewonden bleven achter.

Toen de Russen zich op 10 december meester maakten van de stad, waren de straten bezaaid met bevroren lijken. In het Arsenal-museum in het centrum van Vilnius ligt tussen resten uniformen, een schoen met hakje en enkele oorringen, ook een knoop van het 123ste Regiment in de vitrine.

Het betrof een Nederlands regiment, en de knoop is dus mogelijk van een Hollander, meent forensisch specialist Rimantas Jankauskas op zijn kamer aan de Universiteit van Vilnius. Hij heeft de resten van de duizenden soldaten onderzocht en pakt ter illustratie een schedel uit de vitrinekast met een gat tussen de hoektanden: ‘Een pijproker.’

Aan het gebit en de botten kon hij aflezen dat de soldaten aanvankelijk goed getraind en fit waren. Toch vond hij opmerkelijk veel botbreuken, waarschijnlijk veroorzaakt door plundering van de militairen in bevroren toestand. Jankauskas vond ook sporen van luizen die een bacteriële infectie overdragen. ‘Ze waren verantwoordelijk voor zeker eenderde van het aantal slachtoffers.’ Jankauskas verwacht in de toekomst nieuwe vondsten: ‘Volgens Russische bronnen moeten er acht massagraven in de omgeving van Vilnius zijn.’

Langs de weg

‘Voorwaarts, voorwaarts was ons parool, naar Wilna [Vilnius], waar we op 7 december aankwamen, bijna dood van de felle kou.’ De Nederlandse luitenant kolonel Tellegen was tijdens de terugtocht gewond geraakt. ‘Mijn degen was doormidden geschoten. Ik had al verschillende kogels door mijn kleren zien gaan, toen ik een kogel in mijn linkerborst kreeg die twee ribben brak, waarvan ik nog de littekens kan laten zien. Ik moest het slagveld verlaten. […] Langs de weg zagen we soldaten zich warmen rond een vuur; sommigen onder hen waren al dood. Ook op de weg lagen mensen te creperen; anderen waren al gestorven. Geen wonder, zonder voedsel en kleding. Slapen was ondenkbaar. Wie oververmoeid in slaap viel, wachtte de eeuwige slaap.’

Tellegen was een van de 50.000 overlevenden van de Grande Armée. De generaal majoor stierf na ruim vijftig jaar diensttijd op 68-jarige leeftijd in 1855. Zijn uniformjas met kogelgaten uit de oorlog van 1812 hangt in het Legermuseum Delft.

Meer weten

  • 1812. Napoleons fatale veldtocht naar Moskou (2020) door Adam Zamoyski is een pakkend verhaal.
    Rusland tegen Napoleon (2009) door Dominic Lieven belicht vooral de Russische kant.
  • Met Napoleon naar Moskou (2011) door Joost Welten en Johan de Wilde beschrijft de belevenissen van een Vlaamse dienstplichtige.