Home Kwaadaardig uit opportunisme

Kwaadaardig uit opportunisme

  • Gepubliceerd op: 31 mei 2022
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Rob Hartmans
Kwaadaardig uit opportunisme

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ze waren slechts een radertje in een grote machine. Ze deden wat hun was bevolen. Zo verdedigden veel oorlogsmisdadigers zich na de Tweede Wereldoorlog. Onder hen de Nederlander Sjaak Lentz, die minder onschuldig was dan hij zich voordeed. Uit zijn biografie blijkt dat hij actief bijdroeg aan het kwaadaardige bestuur van de Duitse bezetter.

In haar boek Eichmann in Jeruzalem beschreef filosoof Hannah Arendt het proces tegen Adolf Eichmann. Hierin probeerde ze aan te tonen dat de man die verantwoordelijk was voor de deportatie van Europese Joden naar de vernietigingskampen geen ‘monster’ was, geen fanatieke antisemiet, maar gewoon een brave ambtenaar die zonder nadenken deed wat hem werd opgedragen. Een willoos en gedachteloos radertje in een gruwelijke machine.

Daar knoopte Arendt de theorie van ‘de banaliteit van het kwaad’ aan vast: het kwaad is vaak niet het gevolg van boosaardige intenties, maar juist van gedachteloosheid, van het opschorten van morele oordelen, van zielloos conformisme. Maar zo trapte Arendt juist in de verdedigingsstrategie van Eichmann. Hij had er alle belang bij om zich voor te doen als iemand die ook maar had gedaan wat hem bevolen was, terwijl hij in werkelijkheid trots was op zijn aandeel in de Shoah en het jammer vond dat het hem niet gelukt was alle 11 miljoen Joden te laten vermoorden.

Historici hebben aangetoond dat Arendt zich schromelijk vergiste – Jacques Presser wees er onmiddellijk op dat elk ‘feit’ dat ze over Nederland vermeldde onjuist was. Toch is het beeld van de brave bureaucraat die elk regime gehoorzaam en voorbeeldig dient, en zo gruwelijke misdaden mogelijk maakt, heel hardnekkig gebleven.

Het leek ook zeer van toepassing op de Nederlandse topambtenaar Sjaak Lentz, die tijdens de Duitse bezetting verantwoordelijk was voor de persoonsregistratie en die er onder meer voor had gezorgd dat burgers een persoonsbewijs kregen dat niet te vervalsen was. In zijn standaardwerk over Nederland in de Tweede Wereldoorlog oordeelde Loe de Jong dat deze ‘dienstklopper in optima forma’ meer schade had aangericht dan welke NSB’er, collaborateur of politieman ook. De perfecte bevolkingsregistratie in Nederland had ertoe bijgedragen dat hier verhoudingsgewijs meer Joden waren vermoord dan in andere West-Europese landen.

Lentz was na de oorlog wel vervolgd, maar omdat ook hij beweerde dat hij slechts een ‘radertje’ in de grote machine was geweest, was hij er met een lichte straf vanaf gekomen. De man leek zo kleurloos en oninteressant dat historici ook vrij weinig aandacht aan hem besteedden. In de jaren negentig vatte filmmaker en filosoof Jurriën Rood plannen op een speelfilm over Lentz te maken, maar om tal van redenen kwam dat er niet van. De figuur bleef hem echter fascineren en hij wachtte op een degelijke biografie van deze modelambtenaar, die zo’n funeste rol had gespeeld bij de Jodenvervolging, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland en de bestrijding van het Nederlandse verzet. Toen die biografie maar niet verscheen, besloot Rood zelf op onderzoek uit te gaan.

Rood dook de archieven in en keek verder dan de verhalen die Lentz na de oorlog zelf vertelde. Duidelijk wordt dat Lentz, in tegenstelling tot Eichmann, geen felle antisemiet was. Maar evenmin was hij een grijze muis, een bureaucratische dorknoper zoals Arendt die schetste. De man was hyperambitieus en deed er alles aan een zo perfect mogelijke bevolkingsadministratie te creëren. Totale controle van de staat over de burger was in zijn ogen een goede zaak en bovendien een professionele uitdaging. Daarnaast was hij corrupt en sloot hij deals met leveranciers van kantoorbenodigdheden, die grof geld konden verdienen aan de Duitse bureaucratie. En tot slot dacht Lentz bijzonder hiërarchisch, keek hij neer op vrouwen en mensen die – anders dan hij – niet hoog gestegen waren op de maatschappelijke ladder, beschikte hij over bijzonder weinig empathie en had hij er geen probleem mee om glashard te liegen.

Volgens Hannah Arendt kwam het kwaad vaak voort uit onnadenkendheid, uit het slaafs en gedachteloos volgen van orders. Rood laat duidelijk zien dat dit ook in het geval van Lentz niet opgaat. Deze man dacht wel degelijk na, was zich heel goed bewust van wat hij deed. Rood spreekt dan ook van ‘de intentionaliteit van het kwaad’. Lentz had allerlei redenen en motieven om te doen wat hij deed, nam allerlei initiatieven en deed veel meer dan zijn superieuren van hem verwachtten. Hij droeg actief bij aan de kwaadaardige dynamiek van het nazistische bezettingsregime. Niet dat hij nu zo’n enorme hekel had aan Joden of dat hij een overtuigde nationaal-socialist was. Eerder was hij een carrièrist, een nerd die wilde uitblinken in zijn vak, iemand die geld en kansen rook, en iemand die het geen probleem vond om mee te werken aan een regime dat hele bevolkingsgroepen uitsloot en vervolgde. Lentz was geen aardige man – dat blijkt ook uit de verklaringen van zijn kinderen –, maar hij was niet ‘banaal’. Hij was op een zeer specifieke wijze kwaadaardig.

Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.

Lentz. De man achter het persoonsbewijs. Een filosofische biografie

Jurriën Rood

460 p. Noordboek, € 32,50

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2022