Home Dossiers Naoorlogse geschiedenis Nederlandse hulp aan Biafra

Nederlandse hulp aan Biafra

  • Gepubliceerd op: 27 september 2022
  • Laatste update 06 feb 2024
  • Auteur:
    Bram de Graaf
  • 12 minuten leestijd
Nederlandse hulp aan Biafra
Cover van
Dossier Naoorlogse geschiedenis Bekijk dossier

Door een burgeroorlog ontstond in 1968 hongersnood in Biafra. Via de televisie kwam de ellende in Afrika voor het eerst de Nederlandse huiskamers binnen. Vooral de stervende kinderen maakten grote indruk. Er kwam dan ook een massale hulpactie op gang. ‘Iedereen wilde de kinderen redden.’

‘Opeten! Denk aan de kindjes van Biafra.’ Hoeveel kinderen hebben dit begin jaren zeventig hun moeders horen zeggen als ze hun prakje niet opaten? Het televisietoestel had zijn intrede gedaan in de Nederlandse huiskamers en daarop waren beelden te zien geweest van met vliegen bedekte zwarte kinderen met opzette buikjes. Ze woonden in een Nigeriaanse provincie die zich onafhankelijk had verklaard: Biafra. Nigeria had een blokkade rond de nieuwe republiek opgeworpen en uithongering was een wapen in een meedogenloze burgeroorlog.

Kindje uit Biafra.

De televisiebeelden gingen de hele wereld over. Ook Nederlandse journalisten reisden af naar de regio. Voor KRO’s actualiteitenrubriek Brandpunt maakte Aad van den Heuvel (1935-2020) er met een team in maart 1969 aangrijpende reportages. Vooral een van dichtbij, met gevaar voor eigen leven, gefilmd bombardement van de Nigeriaanse luchtmacht op een stadscentrum had veel indruk gemaakt.

Namens het katholieke weekblad De Tijd was ook de jonge Fons van Westerloo ter plekke, samen met fotograaf Daniel Koning. In december 1968 hadden ze al schrijnende reportages gemaakt over de voedselhulp vanaf het nabijgelegen eiland Sao Tomé met krantenkoppen als: ‘Wie van deze kinderen overleeft Biafra?’ De latere SBS- en RTL-topman Van Westerloo had toen nog het gevoel dat hij de wereld kon verbeteren. ‘Als wij het niet deden, deed niemand het, was de gedachte,’ zegt hij.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Beide keren had hij ‘zijn vingers blauw getikt’. Zuur was dan ook dat bij terugkomst uit Afrika in maart 1969 het Brandpunt-team op Schiphol werd opgewacht door de landelijke pers en als helden werd onthaald. Van den Heuvel gaf een persconferentie, waaruit rijkelijk werd geciteerd. De reportages van De Tijd, met een oplage van 120.000, maakten minder indruk. Van Westerloo: ‘Iedereen had het over Aad. Ik wist toen dat je beter voor televisie kon werken.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Niet lang daarna kon hij aan de slag bij Televizier, de actualiteitenrubriek van AVRO. Hij maakte er talloze buitenlandse televisiereportages, zoals van het vertrek van de Amerikanen uit de Vietnamese hoofdstad Saigon, eind april 1975. ‘En toch: ik heb veel ellende gezien, maar Biafra ben ik nooit vergeten.’

De televisie toonde kinderen met opgezette buikjes

Afgunst

Zoals zoveel Afrikaanse conflicten van na 1945, vond ook de Biafra-oorlog de oorsprong in het Europese kolonialisme. Eeuwenlang hadden Portugezen, Fransen en Britten elkaar in het dichtbevolkte gebied rond de Niger-delta bestreden in hun jacht naar slaven voor hun Amerikaanse kolonies. De huidige Nigeriaanse hoofdstad Lagos groeide in de achttiende eeuw uit tot een belangrijk centrum van de slavenhandel. In 1851 veroverden de Britten de stad op de Portugezen. Tijdens de Berlijnse conferentie van 1884, waar de Europese grootmachten Afrika verdeelden, kregen de Britten de heerschappij over het hele gebied dat nu Nigeria beslaat en waar zo’n 250 verschillende stammen woonden.

In 1900 werd het formeel verdeeld in twee protectoraten, die in 1914 werden samengevoegd tot de nieuwe kolonie Nigeria, ondanks grote culturele en religieuze verschillen. De drie grootste en belangrijkste etnische groepen waren de overwegend christelijke Igbo in het zuidoosten van het land, de uit moslims bestaande Fulani en Hausa in het noorden en de Yoruba in het zuidwesten, met zowel moslims als christenen. Veel Igbo hadden op Britse missiescholen gezeten en door hun opleiding hadden ze overal in het land goede baantjes verworven, wat tot afgunst van de andere volken leidde.

Na de Tweede Wereldoorlog begon de dekolonisatie van Afrika. Vanwege de onderlinge verschillen bepaalden de Britten dat Nigeria een federatie zou worden waarbij elk van de drie grote bevolkingsgroepen ruime autonomie zou krijgen. Op 1 oktober 1960 werd Nigeria een onafhankelijk land binnen het Britse Gemenebest met koningin Elizabeth II als staatshoofd – in totaal zouden dat jaar 17 van de 54 Afrikaanse landen onafhankelijk worden en het wordt ook wel ‘Het Jaar van Afrika’ genoemd.

2 miljoen vluchtelingen

In 1964 werden in Nigeria de eerste postkoloniale verkiezingen gehouden. De Fulani en Hausa werkten samen met de Yoruba en veroverden door intimidatie en fraude de macht. De Igbo kwamen grotendeels buitenspel te staan en duizenden van hen werden het slachtoffer van geweld. Als reactie pleegden jonge Igbo-officieren op 15 januari 1966 een staatsgreep, waarbij 22 hoge officieren en politici van de andere stammen werden vermoord, onder wie de uit het noorden afkomstige moslimpremier Abubakar Balewa. De coup werd snel neergeslagen, maar op 28 juli pleegden noordelijke officieren een tegencoup. Er volgde een klopjacht op Igbo, waarbij tienduizenden omkwamen. Zo’n 2 miljoen Igbo vluchtten naar het zuidoosten, waar ze van oudsher in de meerderheid waren.

Begin januari 1967 organiseerde de Britse regering een vredesconferentie in Ghana met het Nigeriaanse staatshoofd Yakubu Gowon en Emeka Ojukwu, een Igbo die in november 1966 was aangesteld als gouverneur van Zuidoost-Nigeria, waar op dat moment zo’n 13 miljoen mensen woonden. Het werd gezien als een laatste poging om burgeroorlog te voorkomen. Hoewel het tot een akkoord kwam, ging het mis door een verschil van interpretatie. Ojukwu meende dat zijn gebied enige autonomie zou behouden, maar de centrale regering probeerde er juist haar macht te verstevigen, onder meer om zo de olierijkdommen daar eerlijk te verdelen. Maar volgens Ojukwu had hij de olie-inkomsten nodig om de repatrianten uit de rest van het land te onderhouden. Ook vond hij dat de federale regering te weinig garanties bood ter bescherming van de Igbo elders in Nigeria. Op 30 mei 1967 riep hij de onafhankelijke Republiek Biafra uit. Op 6 juli verklaarde de centrale regering van Gowon hun de oorlog en kondigde de algehele mobilisatie af.

Dreigende hongerdood in Biafra

Het was een ongelijke strijd. Biafra had nauwelijks wapens en getrainde manschappen. In de eerste maanden boekte het Nigeriaanse leger dan ook veel terreinwinst, geholpen door niet-Igbo-stammen in de nieuwe republiek. In augustus was het grondgebied van Biafra al met een derde afgenomen, in oktober viel hoofdstad Enugu. De regering van Ojukwu week uit naar Umuahia. In mei 1968 werd Port Harcourt ingenomen, waardoor bevoorrading over zee stil kwam te liggen. Biafra was compleet van de buitenwereld afgesloten en voor miljoenen mensen dreigde de hongerdood.

Kind in Biafra.
De katholieke kerk probeert te helpen in Biafra. Ze ziet het conflict als een strijd tussen christenen en moslims.

Op steun uit de regio hoefde Ojukwu niet te rekenen. Slechts vier Afrikaanse landen erkenden zijn land: Tanzania, als eerste op 13 april 1968, als mede Gabon, Ivoorkust en Zambia. Veel andere Afrikaanse landen zagen de situatie gespannen aan; vanwege de in de koloniale tijd bepaalde grenzen hadden ook zij te maken met veel verschillende etnische groepen. Het voorbeeld van Biafra zou andere stammen op dezelfde gedachten kunnen brengen.

De Nigeriaanse regering kreeg steun van Groot-Brittannië. De Britten stuurden vliegtuigen om zo hun investeringen in de oliesector veilig te stellen. De Verenigde Staten hielden zich afzijdig; die hadden hun handen vol aan Vietnam en hadden geen behoefte aan nog een conflict.

Andere partijen steunden Biafra. Zoals de rooms-katholieke kerk, die de burgeroorlog zag als een conflict tussen moslims en christenen. En ‘roomse’ naties als Spanje, Portugal en Frankrijk verleenden Biafra militaire steun. Net als Zuid-Afrika, Israël en Rhodesië, die belang hadden bij een ‘verzwakt’ Nigeria.

Hulpactie voor Biafra

Om sympathie voor Biafra in het Westen te winnen, vlogen katholieke hulporganisaties journalisten in om de barbaarsheid van de oorlog te tonen. Hoe meer foto’s van hongerende kinderen naar buiten kwamen, hoe meer sympathie en hulp, vermoedt Van Westerloo. Zijn eerste reportages vanaf San Tomé, die voor kerst 1968 werden gepubliceerd, dienden om geld in te zamelen voor de lijdende Biafranen en om stervende kinderen via een luchtbrug naar Europa te brengen. ‘Biafra zelf kwamen we toen niet in, omdat we geen visum hadden.’

Demonstratie voor luchtbrug naar Biafra.
Jongeren demonstreren voor de heropening van een luchtbrug naar Biafra, 4 februari 1969.

Door hun reportages kwam ook de hulpactie in Nederland op gang. ‘Ik werd gebeld door Mercedes-Benz: “Wat kost zo’n vluchtje met voedsel?” 14.000 gulden, wist ik. “Geregeld.” Iedereen wilde die kinderen redden. Maar door de steun werd die oorlog natuurlijk in stand gehouden.’

Met een potlood, blocnote en een stapel dollars arriveerde hij twee maanden later met een hulpvlucht én visum wel in Biafra. ‘Het toestel zat vol paters. De Tijd was een katholiek weekblad en mijn stukjes waren opgevallen. We zamelden ook geld in, dus voor ons was een plekje vrijgehouden.’

De vliegtuigen brachten niet alleen voedsel, maar ook wapens. ‘Die werden aangevoerd vanuit Lissabon met een Super Constellation, die de “Grey Ghost” werd genoemd.’

Het Biafraanse leger bestond uit 14- en 15-jarigen

Ze landden op een tot landingsbaan omgebouwde snelweg bij Umuahia en konden daarna gaan en staan waar ze wilden. ‘Maar wel begeleid door militairen. Net als in elke oorlog werkte de propagandamachine net zo hard als de militaire. We bezochten het front en een hospitaal. Ik had als jongeling nog niet veel ellende gezien. Er lag een jongetje met een gezwachteld hoofd. De arts haalde het verband weg en toonde me een gapend gat. Vervolgens pakte hij een granaatscherf: “Dit heb ik uit zijn hoofd verwijderd.” Ik viel flauw. Die arts dacht dat het door de hitte kwam. Ik heb die blocnote nog, daarin staan alleen krassen. Ik kon niet schrijven. Maar ik wilde een grote jongen zijn en niet weggestuurd worden, dus ik beaamde dat het door de hitte kwam.’

Ook werd er een ontmoeting geregeld met Ojukwu in zijn bunker in Umuahia. De Biafraanse leider, een miljonairszoon die in Oxford geschiedenis had gestudeerd, wist precies wat hij moest zeggen. ‘Ik vond hem sympathiek, maar was natuurlijk blij dat hij me te woord wilde staan. Hij was groot en stevig, en leidde een “rechtvaardige” burgeroorlog. Dan ben je onder de indruk. We waren niet objectief, maar beïnvloed door de aanblik van ondervoede kinderen met beriberi-buikjes en doden die overal lagen. Je hoopte dat het geterroriseerde volk overeind bleef en het kwam niet in je op om naar Nigeria te gaan om hun kant van het verhaal te horen.’

Ojukwu overdreef in het gesprek zijn militaire successen. Maar zijn leger bestond grotendeels uit 14- en 15-jarigen, had Van Westerloo gezien. ‘Ze hadden een gebrek aan wapens en mensen. Gewonden kregen geen zorg, die stierven gewoon. Kinderen werden getraind met houten geweertjes, er was één oud geweer voor vier soldaten. Als er een sneuvelde pakte de volgende dat op. En als ze allemaal dood waren, werden de 13-jarigen naar het front gestuurd. Zonder probleem. Ojukwu zei letterlijk: “Kinderen kunnen we straks weer maken als het is afgelopen.” Maar het was een oorlog die ze nooit konden winnen. De bevolking was door de honger apathisch en doodsbang, en geloofde er ook niet meer in.’

Zwaar onder vuur

Het was een meedogenloze oorlog, zag hij. De Nigeriaanse bommenwerpers, bemand door buitenlandse huurlingpiloten, vielen drukke bevolkingscentra en luchthavens aan. ‘Ik stond naast Van den Heuvel toen Brandpunt die inslaande bommen filmde. Ze vielen ook landende vliegtuigen met voedsel aan, want ze wisten dat er ook wapens in zaten.’

Muziek voor Biafra

Bob Geldof, zanger van de Ierse band The Boomtown Rats, nam in 1985 het initiatief voor Live Aid. Het was een benefietconcert voor Ethiopië, waar hongersnood heerste. Op zaterdag 13 juli 1985 traden tal van grote popartiesten gratis op in Londen en Philadelphia, van U2 tot Queen. Maar het was niet voor het eerst dat een dergelijk initiatief plaatsvond. Ook vóór Biafra kwamen in 1968 popartiesten in het geweer. Zo voerde Beatle John Lennon een van de protesten aan. En op 2 augustus 1968 werd in de Scene Club in New York ‘Operation Airlift Biafra Benefit’ gehouden. Onder anderen Joan Baez en Jimi Hendrix traden daar gratis op.

Van Westerloo’s vertrek uit Biafra verliep een stuk chaotischer dan de aankomst. ‘Fotograaf Daniel Koning en ik wachtten al een aantal dagen op vervoer het land uit bij een provisorische landingsbaan. Ook de Grey Ghost stond er. Daar moest je niet in, want ook de Nigerianen wisten dat die werd gebruikt voor wapentransporten en beschoten hem. Opeens kwamen we zwaar onder vuur te liggen door Nigerianen. De Grey Ghost maakte aanstalten te vertrekken. We zeiden tegen elkaar: “Ze kunnen ons wat, we gaan.” En zijn ingestapt. Voor de Nigeriaanse kust werden we door luchtdoelgeschut bestookt; uit Constellation-motoren kwamen blauwe vlammen, waardoor ze het vliegtuig herkenden. Links en recht ontploften granaten. Ik ben op een stretcher gaan liggen en heb tegen mezelf gezegd: “Het is niet waar, het is niet waar.” En Daniel maar schreeuwen: “Fons, Fons, kijk eens, we worden beschoten!” Ik ben zelden zo gelukkig geweest als toen ik veilig op vaste grond stond.’

Kindsoldaten in Biafra.
Biafraanse kindsoldaten tijdens een training, 1 juli 1968.

Ook de kerk kon Biafra niet behoeden voor de ondergang. Begin januari 1970 ontvluchtte Ojukwu het land en kreeg politiek asiel in Ivoorkust. Op 13 januari 1970 verklaarde de Biafraanse legerleiding dat de republiek had opgehouden te bestaan. Zo’n 1 tot 3 miljoen mensen waren omgekomen. Het Nigeriaanse staatshoofd Gowon verklaarde in een speech dat er ‘geen overwinnaar, geen overwonnenen’ waren en beloofde amnestie en hulp bij de wederopbouw.

Maar de Igbo-bevolking had nog jaren te lijden onder plunderingen en geweld. Politiek was hun rol uitgespeeld. Veel Igbo bestempelen de gebeurtenissen van 1967 tot 1970 als een genocide door de toenmalige Nigeriaanse regering, maar internationaal wordt die niet erkend. In 2016 werden volgens Amnesty International minstens 150 Biafra-activisten door het leger vermoord, want veel Igbo streven nog altijd naar onafhankelijkheid.

Ojukwu kreeg in 1982 amnestie en keerde terug naar Nigeria, waar hij een mislukte poging deed om in de senaat te komen. Hij overleed in 2011.

In Umuahia is een museum gewijd aan de ‘nationale oorlog’, met allerlei wapentuig. Ook de bunker waar Van Westerloo Ojukwu interviewde is daar te bezoeken.

Meer weten:

  • October 1 (2014) misdaadfilm van Netflix die speelt in de periode van Nigeria’s onafhankelijkheid.
  • There Was a Country (2013) door de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe.
  • Goede bedoelingen (2017) door Marie Louise Schipper, over de onvoorziene gevolgen van internationale noodhulp in Biafra.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2022