Home Dossiers Koude Oorlog Was de Korea-oorlog een ‘fris-vrolijke’ oorlog?

Was de Korea-oorlog een ‘fris-vrolijke’ oorlog?

  • Gepubliceerd op: 18 augustus 2000
  • Laatste update 27 jun 2023
  • Auteur:
    Bernadette Kester
  • 13 minuten leestijd
Soldaten in de Korea-oorlog
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Wat weten we van de Korea-oorlog? Welk beeld staat op ons netvlies gegrift? Geen. Terwijl toch zo’n 3800 Nederlandse militairen meevochten in het leger van de Verenigde Naties. De oorlog tussen Noord- en Zuid-Korea wordt wel ‘de slechtst verslagen oorlog tot dan toe’ genoemd.

Nieuws over de oorlog tussen Noord-en Zuid-Korea haalde in Nederland vaak de voorpagina, vooral in de periode 1950-1951. Nederland had dan ook een torpedobootjager gestuurd en 634 militairen en twee hulpverpleegsters. Natuurlijk stonden bij dat nieuws dikwijls foto’s afgedrukt. Maar de beelden die van de Korea-oorlog in omloop zijn gebracht, hebben nooit de impact gekregen die sommige beelden van de Vietnam-oorlog hadden. De belangrijkste oorzaak daarvan was de censuur; die was zo streng dat confronterende of kritische beelden (en berichten) het publiek nauwelijks wisten te bereiken. Daarbij was het publiek voor bewegende beelden van de Korea-oorlog op de bioscopen aangewezen. De Vietnam-oorlog kon op de televisie gevolgd worden.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Op 25 juni 1950 barstte het conflict bij de grens tussen Noord- en Zuid-Korea los. Talrijke grensincidenten en andere wederzijdse provocaties waren voorafgegaan aan het moment waarop het Noord-Koreaanse leger met zwaar materieel de 38stebreedtegraad overschreed en Zuid-Korea toch nog verraste met een aanval. De oorlog die de geschiedenis is ingegaan als ‘het heetste conflict uit de Koude Oorlog‘ was begonnen.

De Korea-oorlog was het heetste conflict uit de Koude Oorlog

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Twee ideologieën stonden tegenover elkaar: het door de Sovjet-Unie gesteunde communistische noorden onder leiding van Kim Il Sung en het door Amerika gesteunde zuiden met de conservatieve en dictatoriale trekjes vertonende leidsman Syngman Rhee. Officieel hadden de beide grootmachten zich sinds 1949 teruggetrokken, maar achter de schermen waren zij actief gebleven. Het uiteindelijke doel van beide landsdelen was een hereniging van het totale grondgebied, uiteraard onder leiding van een van de twee Koreaanse kemphanen.
De aanval had een onverwacht succes en binnen afzienbare tijd was het Zuid-Koreaanse leger tot het uiterste zuiden teruggedreven. Ondanks de onmiddellijk ingezette – en onder mandaat van de Verenigde Naties opererende – steun van Amerika, kon dit niet voorkomen worden. Pas na enige maanden werden de Noord-Koreanen tot een terugtocht gedwongen. De Amerikaanse militaire macht was inmiddels uitgebreid met troepen uit andere VN-lidstaten. Ook Nederland leverde zijn aandeel met een torpedobootjager die voor de Koreaanse kusten patrouilleerde (vanaf juli 1950) en een infanteriebataljon dat, niet geheel op sterkte, vanaf 23 november 1950 in Korea actief was. Het bataljon, dat geheel uit vrijwilligers bestond, is beter bekend onder de afkorting NDVN, Nederlands Detachement Verenigde Naties.

De VN-krijgsmacht – onder Amerikaans opperbevel van generaal MacArthur (later opgevolgd door Matthew Ridgway en Mark Clark) – wist het Noord-Koreaanse leger tot aan de grenzen met China terug te drijven. Daardoor raakte ook China bij de oorlog betrokken en zag het er opnieuw weinig rooskleurig uit voor het VN-leger. Rond de zomer van 1951 stabiliseerde het front nabij de 38ste breedtegraad en dat zou zo blijven tot de wapenstilstand van 27 juli 1953. Ruim drie jaar strijd dus om weer terug te keren naar de status quo ante. Officieel is de vrede tussen beide staten echter nooit getekend. Pas onlangs lijkt er weer enige hoop te gloren op een definitieve vredesregeling.

Onderbemand

Amerikanen en Engelsen hadden de overhand in het VN-leger. Dat was goed terug te zien in de aandacht van de media voor de oorlog. Het waren vooral Amerikaanse en Britse journalisten en persfotografen die via internationale persbureaus als Reuter, Associated Press (AP) en United Press (UP) de algemene berichtgeving en persfotografie over de Korea-oorlog verzorgden, dus ook die in Nederland. In de eerste maanden van de oorlog waren er maar liefst 270 verslaggevers in Korea actief, uit negentien (onder de VN-vlag betrokken) landen. De meerderheid, de zogenaamde headquarter men, bewoog zich rond het militaire hoofdkwartier in het Zuid- Koreaanse Taegu of in Tokio. Journalisten wachtten daar de officiële perscommuniqués af of trachtten informatie los te krijgen van militairen die in dezelfde stad met verlof waren. Hun berichten gaven ze per telefoon, telex en post door aan de pers- en redactiebureaus.

Kinderen in de Korea-oorlog.
Kinderen in de Korea-oorlog.

Een minderheid van de verslaggevers, de front-line men, opereerde dichtbij het front in Korea. Sommigen van hen waren freelancers of aan een krant gelieerde journalisten die met toestemming van het hoofdkwartier militaire acties in Korea mochten bijwonen, anderen waren als legerjournalist verbonden aan hun eigen nationale eenheid. Terwijl de eerste groep journalisten meestal slechts een korte blik gegund werd op het frontleven, maakten de legercorrespondenten dikwijls voor langere tijd het dagelijkse militaire leven van nabij mee. Zij moesten in de eerste plaats het thuisfront voorzien van beelden over de eigen militaire bijdrage aan de Korea-oorlog. Omdat zij bekleed met een militaire rang (meestal als onderofficier) bij het desbetreffende detachement ingedeeld zaten, waren zij in de gelegenheid een tamelijk intiem portret te schetsen van de gewone soldaat. De Amerikaanse onafhankelijke verslaggever Ernie Pyle, die in de Tweede Wereldoorlog met de Amerikanen meetrok, wordt wel de vader van deze benadering genoemd. Hij schreef op een toegankelijke en zeer betrokken manier over de verborgen heroïek van Jan Soldaat, veel militairen droegen hem dan ook op handen.

Nederland kende zijn eigen Ernie Pyle. De Groninger Wim Dussel, die eerder als verslaggever bij de mariniers in Nederlands-Indië had gediend, besloot zich aan te melden als vrijwilliger bij het NDVN, het Nederlands Detachement Verenigde Naties. Het Nederlandse bataljon kon wel een legerfotograaf en verslaggever gebruiken. Door de positieve berichtgeving zouden zich misschien wat meer vrijwilligers aanmelden. Met 636 manschappen was het bataljon onderbemand, bovendien moest het elk jaar vervangen worden. Er was dus voortdurend behoefte aan versterking. Met een eigen verslaggever kon de berichtgeving over het NDVN in eigen hand worden gehouden.

Nederland kende zijn eigen Ernie Pyle: De Groninger Wim Dussel

Voor Nederland vond de screening van foto’s en teksten plaats op twee niveaus: in het eerder genoemde VN hoofdkwartier en bij de Legervoorlichtingsdienst in Den Haag. Als beide instanties een aangeboden bericht in al dan niet gewijzigde vorm goedkeurden, kon het worden doorgestuurd naar het ANP of direct naar een bepaalde krant. Voor foto’s gold dezelfde procedure. Ondanks deze ‘sluizen’ werden er soms toch kritische noten gekraakt in de pers. De officiële censuurinstanties waren namelijk ook afhankelijk van de loyaliteit van kranteneigenaren- en redacties. Journalisten konden immers makkelijk berichten of foto’s meesmokkelen en deze met behulp van een bereidwillige redacteur gepubliceerd krijgen. Dit was uiteraard op het gevaar af nooit meer het front te mogen bezoeken. Zo trok de communistische pers, in Nederland vertegenwoordigd door De Waarheid, zich over het algemeen weinig aan van restricties, bovendien maakte die ook dikwijls gebruik van Noord-Koreaanse bronnen. Dat kritisch nieuws in deze kranten meestal – maar niet altijd, zoals we nog zullen zien – voor weinig opschudding zorgde, kwam doordat niet-communisten dit nieuws altijd als gekleurd of verdraaid beschouwden en daarom nauwelijks serieus namen.

Voor nieuws over het eerste Nederlandse bataljon (van november 1950 tot oktober 1951 in Korea) was de pers vooral aangewezen op de berichtgeving en foto’s van Wim Dussel. Zijn stukken waren meestal op lichte en positieve toon geschreven en doorspekt met tragikomisch bedoelde anekdoten. Een enkele keer schreef hij in een wat zwaardere toonzetting, zoals na de hevige gevechten die het NDVN in februari 1951 leverde bij het plaatsje Hoengsong, waarbij onder anderen de bataljonscommandant M.P.A. den Ouden het leven verloor. Ook schreef hij over de moeilijkheden in het soldatenbestaan in Korea, maar zijn stukken eindigden altijd op een optimistische toon.

Voor Dussels foto’s geldt hetzelfde als voor zijn artikelen. In de collectie van meer dan duizend foto’s, ondergebracht bij de Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmacht, overheerst de opgewekte benadering. We zien ‘onze jongens’ poserend voor Dussels camera: lachend, slapend en etend. Er zijn foto’s van Nederlandse soldaten die onderhoud plegen aan hun wapens of onderkomen, foto’s waarop te zien is waar zij bivakkeerden, welke problemen zich daarbij voordeden (overstroming, bevriezing), in welk landschap zij vertoefden en met welke Koreaanse burgers zij van doen hadden (vooral vluchtelingen en kinderen).
De foto’s verduidelijken de artikelen of interviews waarin staat dat het klimaat en de geografische omstandigheden de voornaamste vijanden waren. Vooral in het eerste Nederlandse detachement zaten veel Indië-veteranen, die de indruk hadden gekregen dat Korea qua landschap (steile heuvels) en temperatuur veel op Indonesië leek, tenslotte lag het ongeveer op dezelfde breedtegraad. Zij kwamen bedrogen uit en werden geconfronteerd met winterse temperaturen van -30 graden Celsius met verzengende en droge hittes in de zomer. De foto’s die Dussel in deze omstandigheden maakte zijn dan ook grimmiger.

Ronduit dramatisch is een reeks foto’s die het geïllustreerde familieweekblad De Spiegelplaatste in februari 1952. Op deze portretfoto’s van enkele soldaten die teruggekeerd zijn van patrouille of gevecht valt de wanhoop en uitputting duidelijk van de gezichten of lichaamshoudingen af te lezen. Toch kun je de foto’s niet schokkend noemen, of ‘negatief’. Foto’s met lijken of ernstig gewonden, die hij zeer sporadisch ook maakte, werden niet gepubliceerd, ook niet als ze de vijand betroffen. Er zijn alleen beelden van krijgsgevangenen. Dussel heeft in hoofdzaak een ‘fris-vrolijk’ beeld van de Korea-oorlog naar voren gebracht.

Dussel heeft in hoofdzaak een ‘fris-vrolijk’ beeld van de Korea-oorlog naar voren gebracht

Dussel was overigens niet de enige Nederlandse verslaggever in Korea. Er waren natuurlijk de opvolgers van Dussel. Aan elk nieuw bataljon – dat jaarlijks vervangen werd – was een andere legercorrespondent verbonden: Ben Koster, Jan Rups en Wim Hornman. Ook de freelancer Alfred van Sprang die van februari tot augustus 1951 in Korea verbleef – niet altijd aan het front – trok enige tijd met het NDVN op. Niet zozeer Van Sprangs foto’s waren opzienbarend als wel zijn berichtgeving over de Nederlandse militairen. Aanvankelijk was hij zeer positief over het Nederlands detachement, maar in zijn latere artikelen (verschenen in De Nieuwe Haagsche Courant en de De Rotterdammer) schreef hij dat op de werving voor het NDVN nogal wat maatschappelijke mislukkelingen waren afgekomen. Het NDVN zou teveel zijn gaan lijken op een vreemdelingenlegioen, een toevluchtsoord voor mensen die zich in de samenleving niet meer thuis voelden. Was Van Sprang legercorrespondent geweest dan had hij de artikelen niet kunnen publiceren. Overigens was de berichtgeving in de Nederlandse pers over het NDVN verder tamelijk positief.

Kritische kanttekeningen

Hoewel Nederland zijn eigen correspondent in Korea had die voor de verslaggeving over het NDVN zorgde, werd de algemene berichtgeving over de oorlog gedomineerd door Amerikaanse en Britse persbureaus. Via die kanalen bleven kritische kanttekeningen bij het conflict naar met name de linkse persorganen in het westen doorsijpelen, ook al deden de militaire autoriteiten in Korea er alles aan om de berichtgeving in gewenste banen te leiden.

Aanvankelijk had het militair opperbevel de verslaggevers tamelijk vrij gelaten in hun berichtgeving, omdat men tijdens de Tweede Wereldoorlog goede ervaringen had opgedaan met de pers. De pers zag de Korea-oorlog net als de Tweede Wereldoorlog als een patriotic war, een strijd voor de goede zaak, dus zij had zich achter de (eigen) krijgsmacht geschaard. En het militaire opperbevel stond veel toe, zolang de verslaggevers de operationele en militaire veiligheid maar niet in gevaar brachten.

Maar in Korea ervoeren de geallieerde opperbevelhebbers de berichtgeving als aanstootgevend. Terwijl tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks kritische geluiden naar buiten waren gekomen, was dat in de Korea-oorlog anders. Het streven naar objectieve berichtgeving was een groter goed geworden en daarom werden ook beschouwingen gepubliceerd over de toestand van het eigen nationale leger. Al in de eerste maanden van de oorlog schreven sommige journalisten, vooral Amerikaanse, Britse en Franse, over de slechte organisatie in het leger en over gebrekkig functionerende wapens. Ook constateerden zij een laag moreel en een ongedisciplineerde houding bij de manschappen, die niet goed waren voorbereid noch gemotiveerd waren om te gaan vechten. Ze streden tegen het ‘rode gevaar’, maar onduidelijk was wat nu precies de oorlogsdoelen van Amerika waren: héél Korea bezetten of alleen de Noord-Koreanen boven de 38ste breedtegraad houden.

Het was onduidelijk wat nu precies de oorlogsdoelen van Amerika waren: héél Korea bezetten of alleen de Noord-Koreanen boven de 38ste breedtegraad houden

In september 1950 versloegen de Britse Picture Post-fotograaf Bert Hardy en de schrijvende journalist James Cameron de spectaculaire en zeer succesvolle landing bij de havenstad van Seoel, Inchon. Door deze strategische zet kon het Noord-Koreaanse leger, dat zo diep doorgedrongen was tot het zuiden, in de rug worden aangevallen. In Seoel zagen Hardy en Cameron – en de rest van het journalistenteam – hoe de geallieerde Zuid-Koreaanse troepen de stad van onwelgevallige (communistische) Noord-Koreanen wilden ‘zuiveren’. Dit ging met zulke wreedheden gepaard, dat veel journalisten besloten hierover te berichten. De oorlog werd immers gevoerd onder de vlag van de Verenigde Naties, maar de Zuid-Koreanen trokken zich weinig aan van de conventies over de behandeling van krijgsgevangenen. De reportage van Cameron en Hardy veroorzaakte een rel op de redactie van de Picture Post en het stuk werd niet geplaatst, de linkse Daily Worker publiceerde het nieuws uiteindelijk wel, en zelfs op de voorpagina.

Dergelijke verhalen en de aanmerkingen op het leger leidden tot steeds meer restricties voor de pers. Echt streng werd de censuur na 21 december 1950. In het najaar was het Amerikaanse tegenoffensief aanvankelijk zeer succesvol en kon opperbevelhebber MacArthur doorstoten naar de grenzen met China. Maar eind november zette het Chinese leger de tegenaanval in en moesten de geallieerden zich hals over kop terugtrekken. Opnieuw groeide de kritiek en daarmee MacArthurs ergernis over de ‘deloyale’ houding van de pers. Vandaar dat hij in december de teugels stevig aantrok. Hij verbood de pers te berichten over het aantal doden dat was gevallen, alleen officieel geleverde cijfers mochten genoemd worden. Ook mocht de pers geen kritiek meer leveren op de militaire leiding of op de manier waarop deze de oorlog voerde.

Een verslaggever merkte hierover op dat ‘we straks alleen nog kunnen rapporteren dat het leger zich in Korea bevindt en verder niets’. Overigens nam MacArthurs opvolger Ridgway nog strengere censuurmaatregelen. Van kritische, opzienbarende of onthullende journalistiek kon nauwelijks meer sprake zijn. Lange tijd is deze oorlog dan ook de ‘slechtst verslagen oorlog tot dan toe’ genoemd.

Lange tijd is deze oorlog dan ook de ‘slechtst verslagen oorlog tot dan toe’ genoemd

De Korea-oorlog wordt wel de oorlog genoemd waarin journalisten voor het eerst aan de vanzelfsprekendheid van militaire censuur morrelden. Niet zo zeer omdat ze het met de strijd niet eens waren – met uitzondering van de communisten stonden de meesten erachter – maar omdat ze objectieve verslaggeving hoog in het vaandel hadden staan. De macht van het militaire establishment was echter te groot, bovendien waren de meeste journalisten en kranteneigenaren wel loyaal aan het leger. De sporadische kritische geluiden in de pers ten spijt, het leger van de Verenigde Naties had in Korea een ‘schone oorlog’ gevoerd. Pas door recent historisch onderzoek en de uitgave van foto’s die tijdens de oorlog niet gepubliceerd mochten worden, kan dat beeld enigszins worden bijgesteld.