Home Dossiers Tachtigjarige Oorlog Kenau Simonsdochter Hasselaer: de mannin van Haarlem

Kenau Simonsdochter Hasselaer: de mannin van Haarlem

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2021
  • Laatste update 27 mrt 2024
  • Auteur:
    Machiel Bosman
  • 13 minuten leestijd
Kenau in Haarlem
Cover van
Dossier Tachtigjarige Oorlog Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Met een vendel vrouwen joeg Kenau Simonsdochter Hasselaer de troepen van Filips II de schrik op het lijf – volgens de verhalen althans. Een kordate vrouw was Kenau zeker, maar wat ze precies deed tijdens het beleg van Haarlem is een raadsel.

Haar naam is een begrip. ‘Kenau: bazige vrouw,’ schrijft Van Dale. Tot diep in de negentiende eeuw gold ze als een icoon van het verzet tegen Spanje. Nazaten koesterden haar wapentuig; het Rijksmuseum zei te beschikken over haar enige echte trom. En nog steeds wordt ze bij tijd en wijle geroemd als boegbeeld van vroege emancipatie.

Meer lezen over de Tachtigjarige Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Kenau Simonsdochter Hasselaer is de geschiedenis in gegaan als de heldin van het beleg van Haarlem. Maar waar ze die status nu precies aan te danken heeft, daar is vrij weinig over bekend. En het weinige dat wel bekend is, is niet heel verheffend. Ze zou zich kranig hebben geweerd tijdens het beleg, als een man, en dat was in die tijd voor een vrouw onderscheidend genoeg. Maar voor het overige berust haar reputatie vooral op mythevorming en sensatie.

Maar daarover straks. Eerst het beleg van Haarlem.

Steden in opstand

Op 1 april 1572 nemen de watergeuzen Den Briel in. Het is een drieste, ongecoördineerde actie en de prins van Oranje weet van niks. Maar vanaf dat moment heeft de Opstand tegen Filips II een basis in Holland. In de maanden die volgen, gaan verschillende Nederlandse steden over naar de kant van de prins. Van de kant van de stadsbesturen gaat dat meestal niet van harte, maar onder druk van de omstandigheden.

Neem Enkhuizen. De Spanjaarden willen er een garnizoen legeren, maar het gepeupel verzet zich, neemt het stadsbestuur gevangen, laat een contingent geuzen binnen, en creëert zo een voldongen feit. Zo ongeveer gaat het ook in Haarlem, waar teruggekeerde ballingen de komst van de geuzen doordrukken, terwijl het stadsbestuur angstvallig twijfelt. In de zomer van dat jaar kleuren steeds meer stippen op de landkaart oranje.

Schilderij van Kenau uit ca. 1600.
Schilderij van Kenau uit ca. 1600.

Dit kunnen de Spanjaarden niet over hun kant laten gaan. De landvoogd, Alva, vaardigt een strafexpeditie uit, onder leiding van zijn zoon don Frederik. De wraakcampagne begint in Mechelen. De Spanjaarden houden er beestachtig huis. De soldaten mogen vrij plunderen en moorden, en laten geen spijker aan de muur, aldus een ooggetuige. Na dit staaltje machtsvertoon scharen de opstandige Brabantse steden zich weer onder het wettig gezag.

Daarna is Zutphen aan de beurt – hetzelfde recept. De rebellerende steden in het noordoosten keren snel op hun schreden terug. Vervolgens richt don Frederik zijn vizier op Naarden, maar daar zien ze de bui al hangen. De stad stuurt onderhandelaars om te praten over een overgave. De Spanjaarden beloven de burgers en de stad te zullen sparen.

Maar als de soldaten op 1 december bezit nemen van Naarden, wordt de bevolking alsnog uitgemoord en leggen ze de stad in as. In het gezagsgetrouwe Amsterdam wacht don Frederik de delegaties op van de opstandige Hollandse steden, die zich nu ongetwijfeld zullen overgeven. Maar niemand komt. Ze durven niet meer. Het woord van de Spanjaarden is loos gebleken.

Het beleg van Haarlem

In Haarlem is de situatie gespannen. Don Frederik heeft geëist dat de stad zich overgeeft. De inwoners hebben Naarden in de verte zien branden. De kans is groot dat de bisschopsstad het volgende slachtoffer wordt van de Spaanse wraak. Wat te doen? Moet de stad zich uitleveren aan de genade van don Frederik, voor wat die waard is? Of volharden in het verzet, met alle risico’s van dien? De vroedschap stuurt drie burgemeesters naar Amsterdam om tijd te winnen.

In de tussentijd radicaliseert de stad. De schutterij besluit tot verzet. Er worden nieuwe vendels geuzen de stad binnengehaald om te helpen bij de verdediging. Ze nemen direct de Grote Kerk onder handen en zuiveren die voor de protestantse eredienst. Wanneer twee van de drie onderhandelaars terugkeren, worden ze als verraders gevangengenomen en uitgeleverd aan de prins van Oranje. Enkele weken later zijn ze dood.

Er rest don Frederik geen keus. Op 11 december verschijnt hij voor de stad, met een leger van 14.000 man. Een routineklus, is zijn inschatting, maar daar verkijkt hij zich op. Op 20 december proberen de Spanjaarden de stad stormenderhand in te nemen, maar de aanval wordt afgeslagen. De verliezen aan Spaanse zijde zijn aanzienlijk.

Dit is een forse tegenslag. De stad zal belegerd moeten worden, in hartje winter. Terwijl de soldaten doodvriezen in de loopgraven, profiteren de Haarlemmers juist van de kou. Ze worden via het Haarlemmermeer voorzien van voedsel, munitie en manschappen, met sledes die voor de vijand nauwelijks te onderscheppen zijn.

In Haarlem is het alle hens aan dek. De stadsmuur lijdt onder de dagelijkse beschietingen en iedereen helpt mee om hem te herstellen – soldaten, burgers, mannen, vrouwen en kinderen. De inwoners doen bijna dagelijks uitvallen, waarbij ze soldaten gevangennemen en voedsel en wapentuig buitmaken.

De strijdende partijen communiceren op oudtestamentische wijze. De prins stuurt een leger om de stad te ontzetten, maar dat valt in handen van de Spanjaarden, die het hoofd van de kapitein in het ravelijn gooien, met een pesterig briefje erbij. De Haarlemmers reageren door elf gevangenen te onthoofden, en geschoren als geuzen – dat wil zeggen, kort haar, een snor, en geen baard –in een ton over de muur te gooien. Met de boodschap dat deze hoofden zijn bedoeld als tiende penning – Alva’s gehate belasting –, plus nog een elfde erbij als rente wegens de late betaling.

Eind januari bestormen de Spanjaarden de stad opnieuw, maar ook deze aanval wordt afgeslagen. De Haarlemmers trekken vervolgens een nieuwe binnenwal op achter de beschadigde stadsmuur, waarbij ook dit keer de hele bevolking wordt ingezet.

Moeders doden zichzelf en hun kinderen omdat ze de honger niet meer aankunnen

Wanneer de dooi inzet, in februari, kantelt de strijd. De Spanjaarden krijgen al snel de controle over het water, waarna Haarlem meer en meer geïsoleerd raakt van de buitenwereld. De stad raakt uitgehongerd. In mei gaat het voedsel op rantsoen. Een maand later krijgen alleen de soldaten nog vlees; de rest van de bevolking moet zich behelpen met de ratten en muizen waarin inmiddels wordt gehandeld. Sommigen proberen nog wat te maken van karrensmeer met mosterd en kruiden. Moeders doden zichzelf en hun kinderen omdat ze de honger niet meer aankunnen. De situatie wordt onhoudbaar.

De bijdrage van Kenau

Op 1 juli worden de onderhandelingen met de vijand geopend. Een week later mogen de Haarlemmers nog even hoop koesteren, want de prins van Oranje stuurt een ontzettingsleger. Maar dat loopt in een hinderlaag. Vervolgens trekken de Spanjaarden op 13 juli de poorten binnen. De magistraat heeft de plundering van de stad tegen grof geld afgekocht, maar onder de soldaten vindt een ware slachting plaats. Er worden er rond de 1500 geëxecuteerd.

Tot zover het beleg van Haarlem. Nu Kenau – wat is haar rol bij dit alles, wat heeft zij bijgedragen aan het verzet? Al in het eerste verslag van de strijd dat in druk verschijnt, nog tijdens het beleg, wordt haar naam genoemd. De auteur, de geleerde Johannes Arcerius, vermeldt de hulp van de Haarlemse vrouwen bij de versterking van de stadsmuur en schrijft vervolgens:

Bijzondere vermelding verdient een zeer mannelijke vrouw, die met recht een mannin genoemd kan worden, genaamd Kenau. Het gaat om een vrouw op jaren, die met geld (want ze is redelijk welgesteld), werk en wapens het algemeen belang dient, en met hoon en scherts zonder ophouden de vijand kwelt en tergt. Zij heeft altijd een manlijker hart in haar lijf gehad dan anderen.

En dat is het dan – meer vertelt Arcerius niet. Kenau heeft materiaal geleverd en de Spanjaarden beschimpt, maar verder ontbreekt elk concreet wapenfeit. Andere dagverhalen vertellen in soortgelijke bewoordingen ongeveer hetzelfde, al zijn er ook genoeg te vinden die geen woord vuilmaken aan Kenau.

Wel maken ooggetuigen melding van de moed van de Haarlemse vrouwen in het algemeen. Die zouden volgens sommigen niet alleen hebben geholpen bij de versterking van de wallen, maar ook de vijand vanaf de stadsmuur hebben belaagd met stenen, dakpannen, pek en brandend stro. Wat ervan waar is, is de vraag, al hadden de vrouwen zeker alle reden zich te verdedigen, gezien het lot van de bevolking van Naarden.

De inzet van de Haarlemse vrouwen spreekt tot de verbeelding. Algauw doen sensatieverhalen de ronde waarin hun betekenis flink wordt aangedikt. Volgens enkele bronnen – een gedicht, een lied en een dagboekaantekening van een Amsterdamse monnik, die het van horen zeggen heeft – hebben de Haarlemse vrouwen zich als een leger georganiseerd, in twee vendels.

Eén bron maakt melding van een vrouwelijke kapitein. Hoewel de schrijver een andere naam noemt, heeft hij daarbij ongetwijfeld Kenau op het oog; haar roem is inmiddels wijd en zijd verbreid. Tot buiten de landsgrenzen circuleren prenten waarop ze wordt afgebeeld als een icoon van het verzet, in vol ornaat en uitgerust met wapentuig. Met bijschriften waarin uit de doeken wordt gedaan hoe ze eigenhandig het hoofd van een Spaanse legerleider heeft afgehouwen. Of hoe ze de hertog van Alva de hoed van het hoofd af heeft geschoten – wat wel bijzonder onwaarschijnlijk is, gezien het feit dat Alva zich voor zover bekend nooit bij het beleg heeft vertoond.

Kenau zou de hertog van Alva de hoed van het hoofd hebben geschoten

Rond 1600, als de eerste overzichtswerken over de Opstand worden geschreven, worden alle brokstukken informatie over Kenau bij elkaar geveegd. Met als gevolg dat ze de geschiedenis in is gegaan als de aanvoerster van een vrouwenleger, die onverschrokken de vijand te lijf ging met spies, geweer en degen, zoals P.C. Hooft schrijft in zijn gezaghebbende Nederlandsche Historiën (1642).

Kenau kreeg een heldenstatus

Vervolgens gaan schilders, dichters en toneelschrijvers aan de haal met de heldin van Haarlem, en meten ze haar rol steeds breder uit. Een hoogtepunt in dit genre vormt een schilderij uit 1854, een kolossaal historiestuk van ruim 4,5 bij 3,5 meter, waarop vrouwen uit de Haarlemse elite gewapend met spiesen en geweren zich onder de bezielende leiding van Kenau geestdriftig op de vijand storten.

Tot de Haarlemse arts en oudheidkundige C. Ekema in 1873 bij de 300-jarige herdenking van het beleg van Haarlem de eerste barsten in Kenaus blazoen slaat. Want waar is die heldenstatus van haar nu eigenlijk op gebaseerd? Waar zijn de bronnen om Kenaus roemruchte optreden mee te staven?

Haarlem geeft zich over. Prent door Frans Hogenberg uit 1573.
Haarlem geeft zich over. Prent door Frans Hogenberg uit 1573.

Die bronnen zijn er niet, toont de Haarlemse archivaris Gerda Kurtz midden twintigste eeuw aan. In een gortdroge bronnenstudie rekent ze behoorlijk overtuigend af met de mythe rondom het plaatselijke verzetsicoon. Sindsdien rest Kenau Simonsdochter Hasselaer een bescheidener plaats in het collectieve geheugen.

Maar haar naam leeft voort, als aanduiding voor een moedige, maar lastige vrouw. En hoewel haar rol bij het beleg van Haarlem waarschijnlijk schromelijk overdreven is, deed de echte Kenau die reputatie eer aan. Ze was een vrouw die haar mannetje stond.

Kenau werd in 1526 geboren in een gegoede Haarlemse familie. Op haar achttiende trouwde ze met Nanning Borst, een scheepmaker. Ze kregen drie of vier kinderen. Toen haar man in 1662 overleed, nam Kenau de zaak over. En niet alleen de administratie, zoals wel vaker voorkwam. Nee – ze profileerde zich nadrukkelijk zelf als scheepmaker, wat veel minder gebruikelijk was. Kenau was geen vrouw die zich gemakkelijk opzij liet zetten. Daarvan getuigen de vele rechtszaken die ze voerde, en die ze vrijwel zonder uitzondering won.

Kenau voerde vele rechtszaken, die ze vrijwel zonder uitzondering won

Na het beleg van Haarlem verliet ze de stad. En waar ze zich in de jaren daarna ook vestigde – Delft, Arnemuiden, Leiden –, ze liet haar sporen na in de rechtbankarchieven. In Arnemuiden werd ze benoemd tot waagmeester en collecteur van de impost op turf – een hoogst ongebruikelijke positie voor een vrouw. Wellicht dat haar roem hierbij een rol heeft gespeeld, maar zeker is dat allerminst. Voordat ze haar post kon innemen, moest de rechter eraan te pas komen: de plaatselijke baljuw weigerde haar benoeming te accepteren.

Rond 1579 keerde Kenau terug naar Haarlem en pakte ze haar oude stiel weer op. Ze kwam direct in conflict met het stadsbestuur, waarvan ze nog geld te goed meende te hebben in verband met houtleveranties tijdens het beleg. Tijdens deze zaak, die eindeloos zou slepen, maakte Kenau in een processtuk melding van haar betrokkenheid bij het beleg van Haarlem – hoe ze als een goed patriot had geholpen de stad te bewaren tegen de vijand, tot het eind aan toe.

Het is voor zover bekend de enige keer dat Kenau zelf in geschrifte refereerde aan haar rol. Maar de stad bleef dwarsliggen. Haar reputatie had inmiddels forse deuken opgelopen. Kenau werd voor heks versleten – het lot van meer eigenzinnige vrouwen in de zestiende eeuw. Ze voerde samen met haar dochters een vrouwenhuishouding – verdacht. En er waren wel heel veel mannen in hun omgeving vroeg gestorven. Hoe het ook zij, het duurde tot 1596 voor de stad, daartoe gesommeerd door het Hof van Holland, tot betaling overging. Kenau was toen al lang en breed dood.

Of beter: ze was doodverklaard. Haar levenseinde is met raadselen omgeven. In 1588 – ze verkeerde inmiddels in geldnood – vertrok ze met haar eigen schip naar Noorwegen om hout te kopen. Ze is nooit meer teruggekomen. Werd haar schip overvallen door een storm? Is het in handen gevallen van zeerovers, zoals haar dochters beweerden? Of is ze in Noorwegen een nieuw leven begonnen om aan haar schuldeisers te ontkomen? Het Hof van Holland slikte uiteindelijk de verklaring van de dochters, en maakte administratief een einde aan haar leven.

De levensloop van Kenau is ontleend aan Els Kloek, die in 2001 met een vrolijk boek de casus-Kenau nieuw leven inblies. Ze liet zien dat de vrouw tot de verbeelding spreekt, ook als haar reputatie dan grotendeels op mythevorming berust: door haar robuuste persoonlijkheid, haar vrijgevochten ondernemerschap en het mysterie van haar dood.

Kloeks boek heeft, naar het lijkt, de aanzet gegeven tot een ware Kenau-revival. In 2008 heeft de gemeente Haarlem de Kenau Hasselaer-prijs in het leven geroepen, een jaarlijkse onderscheiding voor een initiatief op het gebied van emancipatie. Sinds mei 2013 siert Kenaus beeltenis het gerenoveerde stationsplein van Haarlem.

Meer weten

  • Wie meer wil weten over Kenau kan terecht bij Els Kloek. In haar boek Kenau. De heldhaftige zakenvrouw uit Haarlem (1526-1588) (2001) schetst ze de vrouw en de mythe overtuigend, en dat in nog geen honderd pagina’s.
  • Voor wie er nog dieper in wil duiken is er het boek Kenu Symondochter van Haerlem (1956) van de Haarlemse stadsarchivaris Gerda Kurtz, waarin alle bronnen rondom Kenau nauwgezet tegen het licht worden gehouden en het ontstaan van de mythe gedetailleerd wordt gereconstrueerd.